ECLI:NL:RBDHA:2016:8932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
C/09/514485 KG RK 16/1242
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de voorzitter in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2016 een verzoek tot wraking behandeld van mr. E.C.M. Bouman, voorzitter van de meervoudige strafkamer, door de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een beslissing van mr. Bouman om de curator bijzondere toegang te verlenen tot het bijwonen van de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met gesloten deuren. Verzoeker stelde dat deze beslissing de schijn van vooringenomenheid wekte en dat hij daardoor geen eerlijke rechtsgang zou krijgen. De wrakingskamer heeft de motivering van de beslissing van mr. Bouman beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van mr. Bouman van processuele aard is en dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond geven voor de vrees dat de voorzitter aan onpartijdigheid ontbreekt. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/36
zaak-/rekestnummer: C/09/514485 KG RK 16/1242
parketnummer: 09/837070-15
datum beschikking: 25 juli 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
raadsman: mr. G.L.A.M. van Doveren;
strekkende tot wraking van:
mr. E.C.M. Bouman,
voorzitter van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is de officier van justitie, mr. J. Barensen.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 7 juli 2016 heeft een zitting van een tegen verzoeker gerichte strafzaak bij de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag plaatsgevonden. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich in het wrakingsdossier bevindt.
Tijdens deze zitting heeft mr. Bouman een beslissing medegedeeld, inhoudend dat op grond van artikel 269 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering aan de curator die is aangesteld in het faillissement van verzoeker bijzondere toegang zal worden verleend bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met gesloten deuren. Zij heeft die beslissing volgens het proces-verbaal gemotiveerd door te wijzen op het uitgangspunt van openbaarheid van een strafzitting en de redenen die hebben geleid tot de beslissing de inhoudelijke behandeling (deels) met gesloten deuren te laten plaatsvinden, alsmede op de bijzondere positie van de curator, zijn geheimhoudingsplicht in die hoedanigheid en de toelichting van de curator met betrekking tot de wijze waarop hij vanuit zijn wettelijke taak als curator zal omgaan met vertrouwelijke informatie en met betrekking tot de wijze waarop het faillissementsverslag zal worden opgemaakt.
De zitting is vervolgens tijdelijk onderbroken, waarna de raadsman van verzoeker heeft meegedeeld dat hij in deze beslissing aanleiding ziet om mr. Bouman te wraken. Van dit wrakingsverzoek is eveneens een proces-verbaal opgemaakt.
Per brief van 12 juli 2016 heeft mr. Bouman op het wrakingsverzoek gereageerd.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 18 juli 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. Van Doveren, is verschenen. Tevens is verschenen mr. J. Barensen, officier van justitie. Mr. Bouman is met bericht van verhindering bij brief van 12 juli 2016 niet ter zitting van de wrakingskamer verschenen.
Het wrakingsverzoek is door de raadsman toegelicht. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de schijn van vooringenomenheid ten aanzien van de positie van de voorzitter is gewekt, omdat verzoeker geen ‘fair trial’ zal krijgen op het moment dat de curator bijzondere toegang zal worden verleend tot het bijwonen van de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met gesloten deuren. Door de bijzondere toegang van de curator is het verschoningsrecht volledig illusoir geworden. Een curator heeft immers de verplichting om alles wat hij van belang vindt voor het faillissement op te nemen in een openbaar faillissementsverslag. De curator moet volledig zelfstandig beoordelen wat van belang is voor het faillissement. Dat betekent dat bepaalde stukken in het dossier, zoals correspondentie tussen verzoeker in zijn voormalige hoedanigheid als advocaat en zijn toenmalige cliënten, ten aanzien waarvan verzoeker een geheimhoudingsplicht heeft en die ontlastend bewijs opleveren voor het verwijt dat verzoeker wordt gemaakt, niet door de raadsman kunnen worden gepresenteerd. De raadsman van verzoeker stelt dat hij dan geen verdediging kan voeren en gedwongen wordt de verdediging neer te leggen ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1, 3, 4 en 5. Dat is in strijd met het fair trial beginsel. Verzoeker wijst daarbij op de uitspraak van het Europese Hof van 22 februari 1996 in de zaak Bulut.

4.Het standpunt van mr. Bouman

Mr. Bouman stelt zich op het standpunt dat noch haar beslissing noch de motivering daarvan feiten of omstandigheden opleveren waardoor twijfel zou kunnen ontstaan over haar rechterlijke onpartijdigheid.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verschoningsrecht niet in het geding is. Het verschoningsrecht is er immers ter bescherming van de belangen van de cliënten van de advocaat. De advocaat kan het verschoningsrecht niet inroepen om zichzelf te beschermen in zijn hoedanigheid van verdachte. Er is in die zin dan ook geen sprake van een van verzoeker afgeleid verschoningsrecht voor de raadsman. Tevens heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de curator ter zitting heeft aangegeven dat hij ook een geheimhoudingsplicht heeft. Het neerleggen van de verdediging is een keuze, dat is geen dreigende schending van het fair trial beginsel. Van enige partijdigheid bij de voorzitter of de rechtbank is de officier van justitie niet gebleken.

6.De beoordeling

6.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3.
De beslissing van mr. Bouman om de curator bijzondere toegang te verlenen tot het bijwonen van de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker met gesloten deuren, is een beslissing van processuele aard. Een dergelijke beslissing vormt in beginsel geen grond voor een wraking. Dit kan slechts tot een ander oordeel leiden, indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat mr. Bouman jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is gelet op de motivering van de beslissing van oordeel dat dit hier niet het geval is.
6.4.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geven dan ook geen grond te vrezen dat het de voorzitter van de meervoudige strafkamer aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van haar de schijn van partijdigheid gewekt. Dit brengt mee dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren;
• de officier van justitie mr. J. Barensen;
• de voorzitter van de meervoudige strafkamer mr
.Bouman.
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 25 juli 2016 door mrs. O. van der Burg, S.J. Hoekstra-van Vliet en M. Knijff, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier.