1.3Bij besluit van 26 oktober 2015, vervat in het e-mailbericht van 26 oktober 2015, heeft verweerder eiseres medegedeeld dat een interne steekproefsgewijze controle heeft plaatsgevonden van de vaste woon-werkvergoeding en dat gebleken is dat haar vergoeding op een onjuist aantal kilometers is gebaseerd. Er dient voor eiser een correctie plaats te vinden. Deze vergoeding wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 gewijzigd van € 271,92 in € 202,70 per maand. Dit betekent dat € 692,20 door eiseres moet worden terugbetaald, hetgeen verrekend wordt met het salaris door inhouding in tien termijnen met ingang van de salarisbetaling in november 2015. Bij de berekening van de reisafstand met behulp van Andes op 26 oktober 2015 is de afstand tussen het woonadres van eiseres en [vestingingsplaats] via de snelste route per auto uitgekomen op 41 km.
Eiseres heeft bij brief van 6 november 2015 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 oktober 2015. Eiseres is op 12 januari 2016 gehoord in het kader van haar bezwaar.
Bij besluit van 2 februari 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft vermeld dat het adres van de plaats van tewerkstelling onjuist is vermeld. Er is een nieuwe berekening opgemaakt met het juiste adres van de plaats van tewerkstelling te [vestingingsplaats] . Deze nieuwe berekening heeft geen wijziging van het aantal kilometers tot gevolg.
Eiseres heeft bij brief van 14 maart 2016 beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de afstand van het woon-werkverkeer van eiseres met behulp van Andes op juiste wijze is vastgesteld op 41 km. Via de steekproef is gebleken dat eiseres geruime tijd een hogere woon-werkvergoeding heeft gekregen dan waar zij recht op heeft. De aankondiging op intranet dat de vergoeding woon-werkverkeer in heel 2015 op de huidige manier blijft plaatsvinden, ziet niet op situaties waarbij de snelste route inmiddels een andere route is. De wijze van berekening verandert niet, alleen de uitkomst is anders. Verweerder stelt het recht te hebben om dit te corrigeren. Het is verweerder bekend dat eiseres in YouForce haar woonadres in [land van herkomst] niet kon invoeren. Dit heeft eiseres zelf gemeld bij de Servicedesk. Hetgeen onverschuldigd is betaald mag echter worden teruggevorderd. Verweerder acht correctie met terugwerkende kracht per
1 januari 2015 niet onredelijk.
3 Eiseres heeft aangevoerd dat het de vraag is of met de door verweerder gehanteerde routeplanner is gehandeld in overeenstemming met artikel 36 van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (Brvvp). Niet duidelijk is welke versie van de routeplanner is gehanteerd, vanaf welk moment deze versie wordt gehanteerd en of met de keuze van de gehanteerde routeplanner overeenkomstig artikel 36, eerste lid, van het Brvvp is gehandeld. Verweerder is in het bestreden besluit uitgegaan van een ander werkadres, maar heeft nagelaten een verifieerbare berekening te presenteren. Eiseres verwijst naar het e-mailbericht van de HR-servicedesk van 29 januari 2015 en het bericht op intranet van
2 april 2015. Eiseres heeft dan ook begrepen dat verweerder voor het jaar 2015 bleef aanknopen bij de wijze waarop de vergoeding voorheen werd bepaald. Het was in april 2015 en ook in de maanden daarna niet mogelijk een buitenlands adres in de toepasselijke routeplanner in te voeren. Eerst in oktober 2015 bleek dit mogelijk, zo leidt eiseres dat af uit het primaire besluit. Eiseres meent dat zij vertrouwen kon ontlenen aan het bericht op intranet, ook omdat het niet mogelijk was om de toepasselijke routeplanner in haar situatie te gebruiken.
4 Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Brvvp heeft de ambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling.
Artikel 7 van het Brvvp - voor zover hier van belang - luidt als volgt:
“1. Het bevoegd gezag bepaalt of de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 6, als vaste tegemoetkoming per maand of als tegemoetkoming op declaratiebasis wordt toegekend.
2. bij de berekening van de vaste tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, wordt bij een gemiddelde werkweek van vijf dagen uitgegaan van 206 werkdagen per kalenderjaar.
3. Indien het aantal te werken dagen minder is dan vijf, wordt de vaste tegemoetkoming berekend naar rato.”
Artikel 36 van het Brvvp luidt als volgt:
“1. Voor het vaststellen van alle reisafstanden in dit besluit, wordt gebruikt gemaakt van een door onze Minister aangewezen routeplanner.
2. De routeplanner wordt met inachtneming van de volgende bepalingen gebruikt:
a. de snelste route van de routeplanner bepalend is;
b. de afstand wordt gemeten met behulp van de postcodes en bestemmingsnummers van het begin- en eindpunt van één van de trajecten als bedoeld in dit besluit;
c. de route niet leidt over zandwegen, karrensporen of keienpaden tenzij dit onvermijdelijk is;
d. het naleven van de verkeersregels staat voorop bij het bepalen van de snelste route;
e. de tijd dat de ambtenaar verblijft op een veer wordt meegerekend bij het bepalen van de snelste route;
f. indien bij het verschijnen van een nieuwe versie van de routeplanner de route een gewijzigde reisafstand geeft, is die reisafstand bepalend voor de aanspraak.”
5 In de uitspraak van 22 april 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM3726) heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) het volgende overwogen: “
In zijn uitspraak van 26 april 1990, LJN ZB3988 en AB 1991, 157, heeft de Raad zijn rechtspraak inzake de terugvorderingsmogelijkheden in het ambtenarenrecht verfijnd. De Raad is in die uitspraak tot de slotsom gekomen, dat zowel het beginsel van de rechtszekerheid als het beginsel van een evenwichtige afweging van belangen meebrengt, dat ook in het ambtenarenrecht het tijdsverloop een plaats dient te hebben. Wat betreft het ongedaan maken van onverschuldigde betalingen door terugvordering of verrekening dient dit naar het oordeel van de Raad zo te worden geconcretiseerd, dat een administratief orgaan hetgeen aan een ambtenaar onverschuldigd is betaald in beginsel gedurende twee jaren na de dag van uitbetaling kan terugvorderen of verrekenen indien de ambtenaar wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij te veel ontving, welke termijn tot vijf jaren kan worden verlengd indien de ambtenaar van de gemaakte fout niet alleen kennis droeg of redelijkerwijs had kunnen dragen maar die fout bovendien door zijn toedoen is ontstaan. Deze uitspraak is de eerste in een lange reeks waaruit blijkt van vaste rechtspraak van de Raad. De inwerkingtreding van de Wet Boeten en Maatregelen, Terug- en Invordering Sociale Zekerheid (wet BMTI) heeft hierin geen verandering gebracht (bijvoorbeeld CRvB 24 februari 2000, LJN AA5418 en TAR 2000, 50, en CRvB 7 september 2006, LJN AY8132 en TAR 2006, 191). Deze rechtspraak is uitdrukkelijk gebaseerd op het beginsel van de rechtszekerheid en dat van een evenwichtige belangenafweging. De inwerkingtreding van de wet BMTI kan hier daarom niet van beslissende betekenis zijn.”