Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiseres 1] ,
[eiseres 2],
2.[eis 2] ,
[eis 3],
[eis 5],
[eis 6],
[eis 7],
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
1.De procedure
in zaak C/09/472892 / HA ZA 14-1020
- de dagvaarding van 12 mei 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 19 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de ter comparitie genomen akte overleggen producties van eiseressen;
- het proces-verbaal van de op 8 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen;
- de opmerkingen van partijen naar aanleiding van het proces-verbaal;
- de akte uitlating producties van de Staat;
- de antwoordakte van eiseressen met producties;
- de tweede akte uitlaten producties van de Staat.
- de dagvaarding van 12 mei 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 19 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de ter comparitie genomen akte overleggen producties van eiseressen;
- het proces-verbaal van de op 8 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen;
- de opmerkingen van partijen naar aanleiding van het proces-verbaal;
- de akte uitlatingen producties van de Staat;
- de antwoordakte van eiseressen met producties;
- de tweede akte uitlaten producties van de Staat;
2.De feiten
in beide zaken
“de oorzaken, de omvang en verschijningsvorm van de ongeregeldheden die gedurende het tijdvak December 1946-Februari 1947 in Zuid-Celebes hebben plaats gevonden en de maatregelen en acties die hebben gevoerd tot het herstel van orde en rust in het betrokken gebied, gezien in verband met alle omstandigheden die daarop van invloed zijn geweest”.De commissie-Enthoven concludeerde in 1948 in haar rapport, dat bij het militair optreden in Zuid-Celebes sprake was geweest van een aantal misdragingen, maar dat dit optreden verder gezien moest worden als de geboden uitoefening van de bevoegdheid van de overheid tot herstel van recht en veiligheid in de noodtoestand die was ontstaan. Het rapport is niet gepubliceerd maar ter vertrouwelijke kennisname voor de leden van de Eerste en de Tweede Kamer ter griffie gedeponeerd.
“Rapport betreffende de Zuid-Celebeszaak”geconcludeerd dat de handelingen van de militaire actieleiders bij de zuiveringen niets met rechtspraak te maken hadden, maar gekwalificeerd moeten worden als
“tegenterreur”.Het voeren van tegenterreur is onder alle omstandigheden afkeurenswaardig, aldus Van Rij en Stam, die verder vaststellen dat het niet mogelijk is uit de stukken ook maar enigermate tot een juiste opstelling van het aantal slachtoffers van deze tegenterreur te komen.
“Zuid-Celebesaffaire”. Hierin staat onder meer vermeld: “
De drastische middelen die het detachement bij de uitvoering van deze opdracht heeft toegepast, vielen buiten het kader van een normale militaire actie.” In juli 1969 heeft de Tweede Kamer na debat de Excessennota 1969
“voor kennisgeving aangenomen”.
“met de grootschalige inzet van Nederlandse militairen in 1947 aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft geplaatst”. Daarbij heeft hij namens de Nederlandse regering diepe spijt betuigd voor het daardoor bij een groot aantal Indonesiërs veroorzaakte leed.
“zorgvuldig te willen afhandelen”en ook met hen zo mogelijk een schikking te willen treffen.
“regeling van de Nederlandse regering”is op 10 september 2013 gepubliceerd in de Staatscourant met nummer 25383. Die regeling draagt de titel
“Bekendmaking van de Minister van Buitenlandse zaken en de Minister van Defensie van 10 september 2013 (…) van de contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi(hierna: de Bekendmaking).
3.Het geschil
in beide zaken
4.De beoordeling
in beide zaken
acta iure imperii) waarvoor de Staat immuniteit van jurisdictie geniet buiten Nederland en alleen in Nederland in rechte kan worden betrokken. Op geen enkele manier blijkt dat eiseressen de Staat binnen de korte verjaringstermijn van de Verjaringswet van 1924 voor een Nederlandse rechter hadden kunnen dagen met de nu door hen ingestelde vordering.
“Overeenkomst (…) inzake de tussen de beide landen nog bestaande financiële vraagstukken”(Tractatenblad 1966, nummer 236). Die overeenkomst uit 1966 tussen Nederland en Indonesië ziet niet op de financiële afwikkeling van claims van nabestaanden van slachtoffers van standrechtelijke executies in het toenmalig Nederlands-Indië, maar op de afwikkeling van claims tussen beide landen voor vraagstukken van geheel andere financieel-juridische aard.
kunnenleveren, in het bijzonder omdat het de vraag is of er voldoende bewijs voorhanden zal blijken te zijn ter ondersteuning van hun eigen verklaringen. Verder zou de Staat ook in een eerder aanhangig gemaakte procedure met verificatieproblemen zijn geconfronteerd, omdat destijds geen administratie is bijgehouden van de mannen die tijdens de zuiveringsacties in 1946 en 1947 op Zuid-Sulawesi zijn geëxecuteerd.
voldoende aannemelijkheid”, die de Bekendmaking aan het bewijsmateriaal buiten rechte stelt. Voor toewijzing van de vorderingen is vereist dat in rechte vast komt te staan dat eiseressen weduwe zijn van een destijds door Nederlandse militairen standrechtelijk geëxecuteerde man.
dusunin de regel wel volledig op de hoogte zijn van het wel en wee van zijn eigen kleine gemeenschap en de geschiedenis daarvan. Ook dit is voor de rechtbank een reden temeer om de verklaringen van de dorpshoofden – die dus mogelijk buiten de lokale gemeenschap staan – kritisch te bezien.
triangulationonderzoek kan doen naar de geschilpunten over de identiteit van eiseressen, hun familierechtelijke band met de man in kwesties en het door Nederlandse militairen onrechtmatig geëxecuteerd zijn van die man.
uitsluitendslachtoffers van door Nederlandse militairen uitgevoerde standrechtelijke executies begraven zijn. In eerdere zaken is verder tot uitgangspunt genomen dat steunbewijs ook kan worden geleverd door slachtofferlijsten. Of dat zo is, hangt af van de bronnen waarop deze lijsten zijn gebaseerd en of deze lijsten ook overigens op een voldoende betrouwbare en verifieerbare manier tot stand zijn gekomen.
toen al groot was”, nog daargelaten dat onduidelijk is wat met ‘groot’ is bedoeld. Verder is de door vier getuigen (waaronder [get.C] ) ondertekende verklaring in tegenspraak met eerder in deze procedure ingenomen stellingen van andere eiseressen. Deze verklaring vermeldt niet alleen de naam van de echtgenoot van [eis 5] ( [wed.eis 5a] ), maar ook die van [eis 1] ( [wed.eis 1] ) als slachtoffer van deze executies. [eis 1] heeft echter gesteld dat haar echtgenoot op 25 februari 1947 in Rappang is geëxecuteerd.
Keluarga Umum Padacenga(“Algemene familiebegraafplaats te Padacenga”).
“lumpsum”van € 20.000 per persoon. Zij stellen dat hun positie feitelijk en rechtens gelijk is aan die van de weduwen van Rawagedeh. Dat is niet zo, aangezien de Staat geen aansprakelijkheid heeft erkend jegens eiseressen en hij dat wel heeft gedaan ten aanzien van de weduwen van Rawagedeh. Anders dan eiseressen betogen zijn zij evenmin gelijk te stellen met de andere weduwen uit Zuid-Sulawesi met wie de Staat op grond van de Bekendmaking schikkingen heeft getroffen. Immers, aan de eisen van de Bekendmaking is in het geval van eiseressen niet voldaan
- de hoogte van het inkomen van de overleden man, hoe dit inkomen zich normaliter zou hebben ontwikkeld en welk deel daarvan aan eiseres zou zijn toegevloeid;
- het moment waarop dat inkomen van de omgekomen man naar verwachting normaliter zou zijn geëindigd en de levensverwachting van de omgekomen man;
- voor zover het toekomstige schade betreft: de levensverwachting van eiseres;
- of en zo ja wanneer eiseres is hertrouwd;
- of en in hoeverre eiseres al dan niet met hulp van anderen in haar eigen levensonderhoud heeft voorzien.
5.De beslissing
24 augustus 2016voor het nemen van een akte door eiseressen waarin zij:
21 september 2016een antwoordakte mag nemen;
24 augustus 2016voor het nemen van een akte door de Staat waarin deze een – zoveel mogelijk met stukken onderbouwde – toelichting per eiseres geeft op zijn bevindingen bij de verificatie van de bij hem ingediende claims onder de Bekendmaking, waarbij de Staat ten aanzien van reeds in het geding gebrachte stukken kan volstaan met verwijzing daarnaar en bepaalt dat in het geval de Staat ook onderzoek heeft gedaan in het Nationaal Archief (en enig ander archief) hij tevens de daar door hem geraadpleegde stukken met vindplaats dient te vermelden;
[eiseres 2]toe tot het bewijs dat zij op het moment van de door haar gestelde standrechtelijke executie door Nederlandse militairen van [wed.eiseres 2] (in 1947) met [wed.eiseres 2] gehuwd was;
[eis 3]toe tot het bewijs van haar stelling dat [wed.eis 3] begin 1947 bij zijn woning in Sipodeceng standrechtelijk is geëxecuteerd door Nederlandse militairen;
[eis 7]toe tot het bewijs dat zij op het moment van de door haar gestelde standrechtelijke executie van [wed.eis 7] door Nederlandse militairen (in 1947) met [wed.eis 7] gehuwd was;
n beide zaken
uiterlijk op 15 december 2016zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaak- en rolnummer van deze zaak;