ECLI:NL:RBDHA:2016:8330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
AWB 16/6795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling verlengingsaanvraag verblijfsvergunning wegens niet voldoen leges en herstelverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had op 29 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor de verlenging van haar verblijfsvergunning, maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen omdat de leges niet tijdig waren voldaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in verzuim was vanaf het moment van indiening van de aanvraag, omdat er bij de indiening geen mogelijkheid was om de leges te voldoen. De rechtbank stelde vast dat de eerste mogelijkheid om de leges te betalen pas op 13 november 2015 werd geboden, en dat eiseres pas na het verstrijken van de termijn van twee weken in verzuim was. De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van verweerder in strijd was met artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/6795
V-nummer: [v-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 juli 2016 in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum], van Marokkaanse nationaliteit, eiseres,
(gemachtigde: mr. A. Berends),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.E.J. ten Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van
29 oktober 2015 tot verlenging van haar verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 (onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid”) niet in behandeling genomen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 8 maart 2016 ongegrond verklaard.
Op 5 april 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2016. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun voornoemde gemachtigden. Ook was ter zitting aanwezig
[naam], de dochter van eiseres. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is sinds omstreeks 2000 in Nederland en in het bezit van een vergunning regulier, onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid”. Op 29 oktober 2015 heeft eiseres (tijdig) verzocht om verlenging van de aan haar verleende vergunning. Verweerder heeft gesteld dat eiseres bij brief gedateerd op 13 november 2015 in de gelegenheid is gesteld om de leges ter waarde van € 230,-- binnen twee weken te betalen. Niet in geschil is dat eiseres de voor haar aanvraag verschuldigde leges niet binnen de door verweerder gestelde termijn heeft voldaan.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld omdat de leges niet tijdig zijn voldaan. Dit is gebeurd op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000.
3.1
Eiseres heeft hiertegen in beroep allereerst betoogd dat verweerder de aanvraag ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Zij voert hiertoe aan dat zij de brief van
13 november 2015 niet heeft ontvangen. Indien verweerder niet kan aantonen dat deze brief daadwerkelijk is verstuurd, stond het hem niet vrij om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
3.2
Verweerder heeft in beroep een afschrift van zijn verzendadministratie Indigo overgelegd waaruit blijkt dat de – niet aangetekend verzonden – brief op 16 november 2015 middels het zogenaamde verzendhuis ter post is bezorgd, geadresseerd aan het adres zoals eiseres dat zelf heeft opgegeven bij de aanvraag om verlenging van haar verblijfsvergunning. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hiermee voldoende aannemelijk is gemaakt dat de brief is verzonden. Ter zitting heeft verweerder de werkwijze van het verzendhuis als volgt toegelicht:
De beslismedewerker stelt een bericht op in conceptvorm in het computersysteem Indigo. Vervolgens wordt het concept op definitief gesteld en wordt er een verzendopdracht gegeven. Die opdracht gaat naar het verzendhuis. Het verzendhuis is een fysieke verzendstraat met printers waar op het einde van de dag alle brieven uitgeprint worden. Alle brieven worden in een envelop gestopt, gaan in een postzak en worden vervolgens aangeboden aan de post. Als er iets fout gaat, dan wordt daar een aantekening van gemaakt. Op het moment dat de beslismedewerker de verzendopdracht heeft gegeven en de melding ‘verzonden’ door het verzendhuis heeft ontvangen, wordt aangenomen dat de brief is verzonden. Elke brief heeft een eigen berichtnummer, dat begint met 1-9. Dit nummer staat weliswaar niet aangegeven op de brief van 13 november 2015, maar verweerder is in staat sluitend aan te tonen dat het nummer op de Indigo uitdraai correspondeert met de brief van
13 november 2015.
3.3
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van alle hoogste bestuursrechters geldt als uitgangspunt dat, in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Zie onder meer een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
10 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4617. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
Uit een uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4254, volgt dat, in geval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Daarbij is van belang dat verweerder via registratie duidelijk kan maken dat het stuk is verzonden, indien die registratie plaatsvindt op de plek waar de daadwerkelijke verzending naar buiten plaatsvindt, meestal in de postkamer.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat, met het systeem van het verzendhuis, zoals door verweerder uiteengezet en toegelicht, in combinatie met de Indigo uitdraai, het in dit geval voldoende aannemelijk is dat de brief van 13 november 2015 naar het juiste adres van eiseres is gezonden. Nu het bestuursorgaan de verzending aannemelijk heeft gemaakt, is het aan eiseres om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst kan worden betwijfeld. Nu eiseres geen feiten gesteld heeft op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld, kan de beroepsgrond niet slagen.
4.1
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder het bezwaar inhoudelijk had moeten behandelen. Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bepaalt immers dat de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld de aanvraag aan te vullen. Verweerder had daarom een termijn voor herstel van dit verzuim moeten geven. Nu dit niet is gebeurd, is de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat reeds bij de aanvraag van de verlenging van de verblijfsvergunning de verplichting tot betaling ontstaat, en de brief van
13 november 2015 daarom een herstel verzuim-brief als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb is. Artikel 4:5 van de Awb bepaalt dat de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld in geval de aanvraag incompleet is en de aanvrager in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen. Daarvan is sprake, nu legesbetaling een voorwaarde is om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen, omdat dan pas de aanvraag compleet is, en eiseres met de brief van 13 november 2015 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen. Verweerder verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 10 mei 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2830, en de parlementaire geschiedenis bij artikel 4:5 van de Awb.
4.3.1
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. De rechtsvraag die thans voorligt, ziet op de vraag of de verweerder met de onder 4.2 uiteengezette werkwijze een juiste toepassing aan dit artikel geeft.
4.3.2
De rechtbank stelt vast dat onder punt 8 van het aanvraagformulier ‘Verlenging verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid (vreemdeling)’ onder ‘Indienen van de aanvraag en betalen’ het volgende staat aangegeven:
U hebt alle benodigde bewijsmiddelen verzameld die nodig zijn voor de aanvraag. Ga naar de bijlage ‘Het indienen en betalen van de aanvraag om verlenging’.
4.3.3
De rechtbank stelt voorts vast dat in de onder 4.3.2 genoemde bijlage onder het kopje ‘Hoe betaalt u?’, voor zover van belang, het volgende staat aangegeven:
Het aanvragen om verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning kost geld. De kosten zijn afhankelijk van het verblijfsdoel dat u aanvraagt. Na ontvangst van uw aanvraag door de IND ontvangt u een brief met het bedrag en de wijze waarop u moet betalen.
Over de kosten of de eventuele vrijstelling van het betalen van de leges vindt u hier geen informatie. Wilt u vooraf weten wat de kosten zijn, kijk dan op www.ind.nl.
4.4
Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de aanvrager niet al vanaf het moment van indiening van de aanvraag in verzuim is, dan wel kan zijn. Er wordt immers bij het indienen van de aanvraag geen enkele mogelijkheid geboden om de verschuldigde leges te voldoen. Nergens op het aanvraagformulier of de daarbij behorende bijlage staat aangegeven wat de hoogte van de leges is, op welke wijze de leges voldaan kunnen worden of binnen welke termijn dit zou moeten gebeuren. Sterker, ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder gesteld dat het niet mogelijk is om direct bij de aanvraag de verschuldigde leges te voldoen. In onderhavige zaak wordt pas bij de brief van 13 november 2015 door verweerder de eerste mogelijkheid geboden om de leges te voldoen. Eerst na verloop van de in die brief gestelde termijn van twee weken, was eiseres – door niet tijdig te betalen – in verzuim. Aangezien er vervolgens geen mogelijkheid meer is geboden om dit verzuim te herstellen, is de rechtbank van oordeel dat deze werkwijze in strijd is met artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
5. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 4:5 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- (zegge: honderdachtenzestig euro) aan eiseres te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-- (zegge: negenhonderd tweeënnegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: EM
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.