1.3.Bij besluit van 4 september 1997 is eiser ongewenst verklaard.
2. Eiser is voorafgaand aan het opleggen van het inreisverbod op 21 oktober 2015 gehoord door de politie van Amsterdam-Amstelland. Hem is daarbij meegedeeld dat de korpschef een voorstel aan de Minister zal zenden om aan hem een zwaar inreisverbod op te leggen en hem is gelegenheid geboden om een zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken als bedoeld in artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Het bestreden besluit is gebaseerd op een uittreksel van de Justitiële Informatiedienst van 21 oktober 2015, waaruit voornoemde veroordeling blijkt. Blijkens het bestreden besluit is eiser onrechtmatig in Nederland en moet hij worden beschouwd als een ernstige bedreiging voor de openbare orde, gelet op voornoemde veroordeling. Hetgeen door eiser is aangevoerd, vormt volgens verweerder geen aanleiding om af te zien van het uitvaardigen van het inreisverbod om humanitaire of andere redenen.
4. Op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 vaardigt Onze Minister een inreisverbod uit tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 niet van toepassing is en die Nederland
a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of
b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.
Op grond van artikel 66a, vierde lid, van de Vw 2000 wordt het inreisverbod gegeven voor een bepaalde duur, die ten hoogste vijf jaren bedraagt, tenzij de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
5. Op grond van artikel 6.5a, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste tien jaren, indien het betreft een vreemdeling die een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid. Deze ernstige bedreiging kan blijken uit onder meer een veroordeling naar aanleiding van een geweldsdelict of opiumdelict.