ECLI:NL:RBDHA:2016:8303
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van homoseksuele Iraanse man na betrapt te zijn door moeder van vriend
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse man die homoseksueel is. De eiser had op 22 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij problemen had ondervonden in Iran na betrapt te zijn door de moeder van zijn vriend tijdens een intieme ontmoeting. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de asielaanvraag op 10 juni 2016 afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele gerichtheid en het proces van bewustwording niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 30 juni 2016 gehouden, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en etniciteit van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn verklaringen over zijn homoseksualiteit en de gevolgen daarvan niet overtuigend waren. De rechtbank heeft de methodiek van de staatssecretaris, zoals vastgelegd in de Werkinstructie 2015/9, als zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht veel waarde heeft gehecht aan de verklaringen van de eiser, maar dat deze verklaringen summier en vaag waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de verklaringen van de eiser over zijn bewustwordings- en acceptatieproces niet overtuigend zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was om de kosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.