Uitspraak
Rechtbank den haag
,
1.De procedure
2.De feiten
€ 18.044,32, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 150 dagen hechtenis. Dit arrest is onherroepelijk geworden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een gedetineerde, en de Staat der Nederlanden. [eiser] vorderde een verbod op de tenuitvoerlegging van een vervangende hechtenis die was opgelegd in het kader van een schadevergoedingsmaatregel. Deze maatregel was voortgekomen uit een veroordeling door het gerechtshof te Den Haag op 25 oktober 2007, waarbij [eiser] was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaren en een schadevergoedingssom van € 18.044,32. Bij gebreke van betaling was deze som vervangen door 150 dagen hechtenis.
Tijdens de procedure voerde [eiser] aan dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) geen rekening had gehouden met zijn draagkracht en dat de vervangende hechtenis onrechtmatig was, omdat deze niet meer diende als prikkel tot betaling maar als een punitieve maatregel. De Staat voerde verweer en stelde dat de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel wettelijk was geregeld en dat het CJIB een ruime beleidsvrijheid had.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] moest worden afgewezen. De rechter stelde vast dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voortvloeide uit een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling en dat het CJIB niet onrechtmatig handelde door geen rekening te houden met de draagkracht van [eiser]. De rechter concludeerde dat de Staat niet onrechtmatig handelde en dat [eiser] als in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de proceskosten.