ECLI:NL:RBDHA:2016:8079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
C/09/510405 / FA RK 16-3405
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met een minderjarige. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, verzocht de rechtbank om toestemming te verhuizen naar [nwe woonplaats] met hun minderjarige kind, terwijl de vader, ook vertegenwoordigd door zijn advocaat, zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was omdat zij met haar partner wilde samenwonen en dat haar partner een aannemersbedrijf in [nwe woonplaats] zou overnemen. De vader betwistte echter de noodzaak van de verhuizing en stelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige was. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet voldoende had onderbouwd dat er een noodzaak was voor de verhuizing en dat de voorgestelde zorgregeling na de verhuizing te belastend zou zijn voor de minderjarige. De rechtbank wees daarom de verzoeken van de moeder af, evenals het zelfstandige verzoek van de vader om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. Daarnaast werd het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor een onderzoek naar het syndroom van Asperger bij de minderjarige afgewezen, omdat de rechtbank onvoldoende onderbouwing zag voor de noodzaak van dit onderzoek. De rechtbank benadrukte het belang van de huidige zorgregeling en het contact tussen de minderjarige en beide ouders.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 16-3405
Zaaknummer: C/09/510405
Datum beschikking: 15 juni 2016

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 3 mei 2016 ingekomen verzoek van:

[verzoekster],

de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. A.A.M. Olde Loohuis te [nwe woonplaats].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[verweerder],

de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. R.A.A.H. van Leur te Dordrecht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek.
Op 1 juni 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mr. A. Winters die waarneemt voor haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd. Van de zijde van de moeder is een nader stuk overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • vervangende toestemming te verlenen om de verblijfplaats van de hierna te noemen minderjarige te wijzigen naar [nwe woonplaats];
  • vervangende toestemming te verlenen, welke toestemming in de plaats treedt van de toestemming van de vader, om de minderjarige in te schrijven op een nader te bepalen in [nwe woonplaats] gelegen school;
  • vervangende toestemming te verlenen, welke toestemming in de plaats treedt van de toestemming van de vader, om de minderjarige te laten onderzoeken door een nader te bepalen deskundige op het syndroom van Asperger;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in een nader door partijen vast te stellen zorgregeling;
  • althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht, voor zover vereist, de woonplaats van de minderjarige te wijzigen en te bepalen dat de minderjarige bij de vader de woonplaats heeft, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het zelfstandige verzoek van de vader.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
  • Blijkens een aantekening in het gezagsregister d.d. 13 februari 2008 oefenen partijen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
  • De minderjarige verblijft de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader (co-ouderschap).
  • Partijen hebben geen ouderschapsplan opgesteld.

Beoordeling

Vervangende toestemming voor verhuizing
De moeder verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [nwe woonplaats] te verhuizen. De vader verweert zich hiertegen.
Nu de vader geen toestemming verleent, dient de rechtbank, gelet op artikel 1:253a BW, een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de beoordeling van het verzoek dienen blijkens de jurisprudentie de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
  • het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de vader te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de vader en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de vader voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn/haar mening en de mate waarin hij/zij is geworteld in zijn/haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De noodzaak om te verhuizen
De moeder wil verhuizen naar de omgeving van [nwe woonplaats], nu zij daar met haar partner wil gaan samenwonen. De partner van de moeder zal op korte termijn het aannemersbedrijf in [nwe woonplaats] van zijn oom overnemen, waardoor het voor haar partner niet mogelijk is om te verhuizen naar [woonplaats]. Ter terechtzitting heeft de moeder aangegeven thans tien maanden een relatie te hebben met haar partner en dat sprake is van een bestendige relatie. Zij gaan trouwen op [datum] en zij is in verwachting van hun kind; de zwangerschap is nog zeer pril. Mocht de moeder geen vervangende toestemming krijgen van de rechtbank, dan zal zij met de minderjarige in [woonplaats] blijven wonen.
De vader heeft betwist dat een noodzaak bestaat voor de verhuizing naar [nwe woonplaats]. Van een bestendige relatie is geen sprake. Het voornemen van de partner van de moeder om het bedrijf over te nemen vormt geen noodzaak voor een verhuizing, nu hij momenteel in loondienst is van het bedrijf. Daarnaast heeft de partner van de moeder geen zorgtaken voor minderjarige kinderen, zodat alleen het bedrijf hem aan [nwe woonplaats] bindt en hij in staat is naar [woonplaats] te verhuizen. De noodzaak tot verhuizing van de moeder is slechts gelegen in de wens om te gaan samenwonen. De vader vindt dat deze wens niet mag prevaleren boven het belang van de minderjarige.
Een doordachte en voorbereide verhuizing
De moeder stelt dat de verhuizing door haar goed is doordacht en voorbereid. Zij heeft zich georiënteerd op scholen en een voetbalclub. Er is een aantal goede scholen in de omgeving van [nwe woonplaats] en de minderjarige kan bij de voetbalclubs in zowel [woonplaats] als [nwe woonplaats] blijven trainen en wedstrijden spelen.
De vader heeft betwist dat sprake is van een doordachte verhuizing. Er is geen sprake van een bestendige relatie tussen de moeder en haar partner. Daarnaast is het niet mogelijk om bij twee voetbalclubs te trainen. Mocht de moeder toestemming krijgen om te verhuizen, dan zal pas een schoolkeuze aan de orde zijn.
Contact tussen de vader en minderjarige en geboden alternatieven
De moeder heeft vanwege de afstand, circa 150 kilometer, voorgesteld dat de minderjarige om de week in het weekend bij de vader verblijft, alsmede de woensdagmiddag en een extra weekend. De moeder is bereid het halen en brengen van de minderjarige voor haar rekening te nemen.
De vader is van mening dat het aangeboden alternatief voor de zorgregeling niet realistisch is. Van de minderjarige wordt dan verwacht dat hij meerdere keren per week, 290 kilometer op een dag en tenminste drie uur in de auto zit om een paar uur per week contact te hebben met de vader. Daarnaast is thans sprake van een co-ouderschapsregeling. Bij een verhuizing naar [nwe woonplaats] zal het contact tussen de vader en de minderjarige zich beperken tot de weekenden en vakanties. Er zijn geen mogelijkheden om de huidige intensieve contacten tussen de minderjarige en de vader te compenseren.
De minderjarige: zijn leeftijd, mening en mate van worteling
De moeder is van mening dat een verhuizing naar [nwe woonplaats] zal leiden tot meer rust, stabiliteit en regelmaat voor de minderjarige. Het sociale leven van de minderjarige zal zich gaan richten op [nwe woonplaats]. In de familie van de partner van de moeder zijn ook kinderen aanwezig, zodat de minderjarige al een aantal nieuwe contacten heeft opgedaan. Het is volgens de moeder eenvoudiger om de minderjarige nu een nieuwe omgeving te laten verkennen dan te wachten totdat hij twaalf jaar is.
De vader acht het niet in het belang van de minderjarige om te verhuizen. Hij zal naar een andere school moeten, nieuwe vrienden moeten maken en niet of op een lager niveau moeten voetballen. Daarnaast zal hij het intensieve contact met de grootmoeder (vaderszijde) moeten missen. De minderjarige woont al ruim zes jaar in de huidige woonplaats, zodat hij hier geworteld is.
Afweging van de belangen
Vooropgesteld dient te worden dat de moeder in beginsel het recht heeft haar leven (opnieuw) in te richten. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank niettemin van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige dient te worden afgewezen.
Ten eerste is door de moeder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een noodzaak aanwezig is voor de verhuizing. Hoewel de moeder heeft gesteld dat haar partner het bedrijf in [nwe woonplaats] op den duur zal overnemen van zijn oom, blijkt uit het door de moeder overgelegde stuk ter terechtzitting (een intentieverklaring bedrijfsoverdracht d.d. 25 september 2009) dat dit weliswaar de intentie is, maar dat haar partner zich op dit moment nog niet heeft ingekocht in het bedrijf. Daarnaast blijkt uit die intentieverklaring dat hij de bedrijfsoverdracht kan weigeren. Met andere woorden: hij zit (nog) nergens aan vast. De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om te gaan samenwonen met haar partner in [nwe woonplaats], maar het is de rechtbank niet gebleken dat de moeder de alternatieven aan de zijde van haar partner (zoals dat bijvoorbeeld kan zijn de mogelijkheid dat hij naar [woonplaats] verhuist en hij op en neer rijdt tussen [nwe woonplaats] en [woonplaats]) voldoende heeft onderzocht en laten meewegen, terwijl dit gelet op de belangen van de minderjarige wel van de moeder mag worden verwacht.
Ter terechtzitting is verder gebleken dat de moeder in het kader van haar werk door heel Nederland zorginstellingen bezoekt, waardoor zij zelf voor haar werk niet aan een bepaalde woonplaats is gebonden, dus ook niet aan [nwe woonplaats].
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de voorgenomen verhuizing zal leiden tot een te grote inperking van de huidige zorgregeling. Partijen zijn in onderling overleg overeengekomen dat de minderjarige iedere week van dinsdagavond tot donderdagochtend bij de vader zal zijn, alsmede om het weekend van vrijdagavond tot maandagochtend. Dat betekent dat de minderjarige vrijwel evenveel bij zijn vader als bij zijn moeder verblijft. Uitgangspunt dient naar het oordeel van de rechtbank te zijn dat de door partijen overeengekomen zorgregeling zoveel mogelijk in stand blijft. De verhuizing zou met zich brengen dat de minderjarige niet meer doordeweeks bij de vader zal verblijven. Hoewel de moeder met haar voorstel de frequentie van het contact tussen de vader en de minderjarige tracht te waarborgen, acht de rechtbank de door de moeder voorgestelde zorgregeling, gelet op de reisafstand en -tijd te belastend voor de minderjarige. Hij zou dan iedere week op woensdagmiddag van [nwe woonplaats] naar [woonplaats] moeten reizen. De rechtbank acht het zowel in het belang van de minderjarige als in het belang van de vader dat de vader een belangrijke rol in de verzorging en opvoeding van de minderjarige kan blijven spelen en dat de gelijke verdeling van de zorg zoals partijen die zelf hebben afgesproken, blijft bestaan. Overigens heeft de moeder ter zitting zelf aangegeven ook niet akkoord te kunnen gaan met een rol als ‘weekendmoeder’. De rechtbank ziet niet in waarom dat voor de vader anders zou zijn en benadrukt dat het voor de minderjarige zeer waardevol is dat hij momenteel veel contact heeft met beide ouders. Een verhuizing zou de bestaande verhoudingen drastisch veranderen, wat de rechtbank niet in het belang van de minderjarige acht.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat het sociale leven van de minderjarige door een verhuizing naar [nwe woonplaats] een (te) grote verandering zal ondergaan; continuering van de huidige (sport)clubs en omgang met familie en vrienden zal vanuit [nwe woonplaats] moeizaam zijn. Het voorstel van de moeder dat de minderjarige door de week bij een voetbalclub kan trainen en in het weekend bij zijn oude voetbalclub kan spelen acht de rechtbank niet wenselijk in het belang van de minderjarige.
Alle hierboven genoemde omstandigheden en belangen wegende is de rechtbank van oordeel dat het belang van de minderjarige en de vader dient te prevaleren boven het belang van de moeder bij een verhuizing naar [nwe woonplaats].
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor een verhuizing met de minderjarige naar [nwe woonplaats], vervangende toestemming voor inschrijving op een school in [nwe woonplaats] en wijziging van de zorgregeling, afwijzen. Het zelfstandige verzoek van de vader zal tevens worden afgewezen, nu de moeder geen toestemming zal worden verleend om te verhuizen en een noodzaak overigens tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige niet is gesteld of gebleken.
Vervangende toestemming behandeling minderjarige
De moeder wenst de minderjarige te laten onderzoeken vanwege het vermoeden van aanwezigheid van het syndroom van Asperger. De vader heeft aangegeven zijn medewerking niet te willen verlenen aan het onderzoek. De moeder stelt dat de vader enkele symptomen van het syndroom heeft. Zij heeft bij de minderjarige een aantal symptomen geconstateerd en zij wil voorkomen dat hij op latere leeftijd dezelfde strubbelingen zal ondervinden als de vader heeft ervaren.
De vader geeft geen toestemming voor het onderzoek, omdat hij hier geen aanleiding voor ziet. Hij vindt het vervelend dat de moeder zowel de vader als de minderjarige als zodanig probeert te bestempelen. De vader betwist dat de minderjarige symptomen van het syndroom van Asperger vertoont. De leerkracht heeft aangegeven dat de minderjarige goed presteert op school, niet wordt buitengesloten en genoeg vriendjes heeft. Ook op de BSO en voetbalclub zijn geen signalen opgemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder, in het licht van de gemotiveerde betwisting van de vader, onvoldoende heeft onderbouwd waarom het door haar gewenste onderzoek in het belang van de minderjarige noodzakelijk moet worden geacht. Haar stelling dat bij de minderjarige symptomen van het syndroom van Asperger zijn geconstateerd, vindt geen, althans onvoldoende, bevestiging in de stukken. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen. Dit geldt te meer daar de moeder ter zitting heeft bevestigd dat de minderjarige op dit moment op alle vlakken goed functioneert en er op dit moment geen zorgelijke signalen zijn. De rechtbank zal derhalve het verzoek van de moeder afwijzen.

Beslissing:

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de moeder en de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, A.C. Olland en M.P. Verloop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Corver als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2016.