ECLI:NL:RBDHA:2016:7891
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewijsbeslag door curator in faillissement van schadehersteller
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Veolia Transport Nederland Openbaar Vervoer B.V. en de curator van [X] B.V., die in faillissement verkeert. De curator had conservatoir bewijsbeslag gelegd op de schadedossiers van Veolia, met het argument dat Veolia wanprestatie en/of onrechtmatige daad had gepleegd door opdrachten niet exclusief aan [X] te gunnen. Veolia vorderde opheffing van het bewijsbeslag, stellende dat de curator in zijn verzoek niet alle relevante feiten en verweren had vermeld, wat strijdig was met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat de curator onvoldoende had onderbouwd waarom het beslag gerechtvaardigd was, en dat hij belangrijke informatie had achtergehouden die de beoordeling van het verzoek had kunnen beïnvloeden. De rechtbank hefte het bewijsbeslag op en beëindigde de gerechtelijke bewaring van de in beslag genomen goederen. De curator werd veroordeeld in de proceskosten van Veolia.
De procedure begon met een verzoek van de curator om bewijsbeslag te leggen op schadedossiers van Veolia, die betrekking hadden op schades aan voertuigen van Veolia die door [X] zouden zijn hersteld. De curator stelde dat Veolia zich niet aan de exclusiviteitsafspraken had gehouden en dat dit had geleid tot schade voor de failliete boedel. Veolia betwistte de claims van de curator en voerde aan dat er geen exclusiviteit was overeengekomen. De rechtbank concludeerde dat de curator niet had aangetoond dat het bewijsbeslag noodzakelijk was en dat de belangen van Veolia zwaar wogen in deze zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en volledigheid in beslagprocedures, en dat een verzoek tot bewijsbeslag niet lichtvaardig moet worden gedaan, vooral niet als dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de betrokken partijen.