ECLI:NL:RBDHA:2016:7854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
C/09/487559 / HA ZA 15-525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en verhuurderheffing in verband met inkomensverklaring

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Wonen Noordwest Friesland (WNWF) en de Staat der Nederlanden. WNWF, een toegelaten instelling die woningen verhuurt in de sociale sector, vorderde schadevergoeding van de Staat wegens onrechtmatig handelen van de Belastingdienst. De zaak draait om de vraag of de Belastingdienst tijdig inkomensgegevens van huurders aan WNWF heeft verstrekt, wat noodzakelijk was voor het doorvoeren van inkomensafhankelijke huurverhogingen. WNWF stelde dat de gemeente Menameradiel, na aandringen, de juiste gegevens aan de Belastingdienst had aangeleverd, maar dat de Belastingdienst verzuimd had om deze gegevens tijdig aan WNWF door te geven. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet de juiste koppelingen had gemaakt tussen de RSIN-nummers en de verhuurde adressen, waardoor WNWF geen inkomensverklaringen kon opvragen. De rechtbank wees de vorderingen van WNWF af, omdat de verantwoordelijkheid voor de WOZ-gegevens bij de gemeenten ligt en de Belastingdienst niet verplicht was om de gegevens handmatig te controleren. WNWF werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/487559 / HA ZA 15-525
Vonnis van 15 juni 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONEN NOORDWEST FRIESLAND,
gevestigd te Sint Annaparochie,
eiseres,
advocaat mr. B. Korvemaker te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bootsma te Den Haag.
Partijen zullen hierna WNWF en de Staat worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 april 2015 met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord van 2 september 2015 met producties 1 tot en met 10;
- het tussenvonnis van 16 september 2015 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de op 8 maart 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de inhoud van het zojuist genoemde proces-verbaal te reageren. Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
WNWF is een toegelaten instelling die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.
Zij verhuurt ongeveer 4.000 woningen in de sociale sector van de regio Noordwest- Friesland. Zij verhuurt ook woningen in de gemeente Menameradiel (hierna: de gemeente).
2.2.
Bij e-mail van 15 januari 2014 te 15:30 uur is namens WNWF aan een medewerker van de gemeente als volgt bericht:
“Woningcorporaties hebben tot 27 januari 2014 de tijd om te controleren of hun woningbezit onder het juiste identificatienummer (RSIN-nummer) bij de gemeente geregistreerd staat. Dat is van belang bij het opvragen van inkomensverklaringen over huishoudens, die wij nodig hebben voor de inkomensafhankelijke huurverhoging.
Vorig jaar ondervonden wij nogal wat problemen bij het opvragen van de inkomensverklaringen. Een inkomenstoets over een huishouden kan alleen met succes uitgevoerd worden als het RSIN-nummer (Rechtspersonen Identificatie Nummer) van de aanvrager overeenkomt met het nummer waaronder de woning in de WOZ-administratie van de gemeente is opgenomen. Is dat niet het geval, dan verstrekt de Belastingdienst geen inkomensindicatie en kan de verhuurder het betreffende huishouden geen inkomensafhankelijke huurverhoging geven.
Wij hebben begrepen dat gemeenten tot 27 januari wijzigingen in de administratie kunnen doorgeven aan de Belastingdienst. Voor die tijd moeten wij eventuele fouten dus aangekaart hebben en moet het indien mogelijk aangepast worden.”
2.3.
In antwoord op de onder 2.2 aangehaalde e-mail is namens de gemeente aan WNWF bij e-mail van 15 januari 2014 te 17:05 uur het navolgende medegedeeld:
“Uw organisatie staat bij ons bij de woz geregistreerd onder nummer 007318777 en KvK nr 01032035”
waarop namens WNWF bij e-mail van 16 januari 2014 te 08:07 uur aan de gemeente het volgende is bericht:
“Dat nummer klopt helaas niet. Ons RSIN (fiscaal nummer) is namelijk 003060986.
Dat kan ook verklaren dat wij vorig jaar voor de gemeente Menameradiel helemaal geen enkele inkomensverklaring hebben ontvangen. We moesten toen al de adressen handmatig langs om dit op te vragen bij de Belastingdienst. Is het mogelijk dat dit nummer wordt aangepast bij al ons woningbezit? Heeft u ook een lijst nodig met al ons woningbezit? Dit kan ik eventueel wel even aanleveren.”
waarop namens de gemeente bij e-mail van 16 januari 2014 te 11:32 uur aan WNWF het volgende is bericht:
“Wij hadden dus blijkbaar alleen het fiscale nummer van jullie , terwijl er ook nog een RSIN nummer bekend is. Ik heb dit inmiddels aangepast en jullie RSIN nummer staat bij ons in de woz per 30122013.”
2.4.
Bij e-mail van 18 maart 2014 is door de
controlervan WNWF aan een klantcoördinator op de afdeling Belastingen / Grote Ondernemingen te Leeuwarden van de Belastingdienst het navolgende bericht:
“Vorig jaar ben ik ooit door iemand van de belastingdienst (ik meende kantoor Arnhem) gebeld waarbij gevraagd werd naar ons bezit in Menameradiel, volgens de betrokken persoon (helaas weet ik zijn naam niet meer) was ons bezit in Menameradiel bij de belastingdienst niet aan Wonen Noordwest Friesland gekoppeld. Dit bezit stond bij de belastingdienst gekoppeld aan een bedrijf wat al 10 á 12 jaar geleden failliet gegaan is. Overigens is dit bezit nooit in eigendom van het failliete bedrijf geweest en heeft altijd tot ons bezit behoort.
In mijn telefonisch gesprek met de betrokken medewerker van de belastingdienst was onze gezamenlijke conclusie dat dit foutief in de administratie van de belastingdienst is opgenomen. Ik ben er toen klakkeloos vanuit gegaan dat dit intern bij de belastingdienst opgelost zou worden.
Echter onze afdeling Klant&Markt wil nu de gegevens ten behoeve van de inkomensafhankelijke huurverhoging opvragen en stuit op een probleem. Voor 3 van de gemeenten waarin wij bezit hebben kunnen we de informatie opvragen maar voor Menameradiel (Menaldumadeel) (hier hebben we ruim 900 woningen in bezit) en Leeuwarderadeel (hier hebben we 29 woningen in bezit), krijgen we bij de opvraag van de gegevens bij de belastingdienst alleen xxxxxxxx te zien.
Toen ik dit hoorde dacht ik meteen aan het vorig jaar gevoerde gesprek met jullie medewerker en vermoed dat het niet kunnen opvragen zit in de foutieve link qua eigenaar in de bestanden bij de belastingdienst.
Na verdere navraag intern zijn er nog een aantal zaken boven water gekomen:
o Er bleek dat de gemeente Menameradiel een onjuist RSIN nummer aan ons bezit had gekoppeld, dit hebben ze januari van dit jaar gecorrigeerd. Het juiste RSIN nummer is 003060986.
o Bij de gemeente Leeuwarderadeel bleek dat ze geen RSIN nummer aan ons bezit hadden gekoppeld en dat dit in januari van dit jaar is gecorrigeerd.
Mijn vragen aan u zijn:
1.
Kunt u voor mij checken of de bij opvraag van gegevens retour ontvangen XXXXX komen door een onjuist RSIN nummer?
2.
Hoe kunnen we bovenstaande probleem oplossen?”
2.5.
De onder 2.4 bedoelde klantcoördinator heeft WNWF bij e-mail van 20 maart 2014 als volgt bericht:
“De Belastingdienst is afhankelijk van de informatie die gemeenten verstrekken. U geeft aan dat in januari het juiste RSIN is gekoppeld aan uw bezit bij de betreffende gemeenten. Dit dient ook over de periode december 2013 bij de desbetreffende gemeenten gecorrigeerd te worden. Deze gegevens komen dan begin april bij de Belastingdienst binnen voor verwerking. Daarna kunt u de gegevens opvragen bij de Belastingdienst ten behoeve van de inkomensafhankelijke huurverhoging.”
2.6.
WNWF heeft naar aanleiding van de onder 2.5 aangehaalde e-mail op 25 maart 2014 een bericht gestuurd aan
gegevensuitwisseling@belastingdienst.nlmet de navolgende inhoud:
“De gemeenten Menameradiel en Leeuwarderadeel hebben per 30-12-2013 het RSIN nummer aangepast. […] Wij ontvangen echter voor deze twee gemeenten nu geen inkomensverklaringen! Wellicht is er nog iets verkeerd gegaan met de RSIN nummers.
[…] Is de datum 30-12-2013 […] afdoende? Of moest het bijvoorbeeld 1-12-2013 zijn?
Verder begrijp ik uit [uw] mail dat als de periode nu niet correct is wij de gemeenten nu nog kunnen vragen om deze datum aan te passen. […] Graag hoor ik van u zodat we eventueel nog actie kunnen ondernemen om de gegevens op te vragen.”
2.7.
Namens de Belastingdienst is vervolgens telefonisch contact opgenomen met WNWF en is medegedeeld dat naar aanleiding van handmatige controle van enkele door WNWF verstrekte adressen van door haar verhuurde, in de gemeente gelegen woningen was gebleken dat het Rechtspersonen Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer (RSIN)-nummer van een andere rechtspersoon was gekoppeld aan deze adressen. Vervolgens heeft de gemeente opnieuw een WOZ-bestand aangeleverd aan de Belastingdienst.
2.8.
Bij brief van 10 april 2014 heeft de Centrale administratie van de Belastingdienst te Apeldoorn de gemeente onder meer als volgt bericht:
“Het aangeleverde bestand van WOZ over december 2013 is door de Belastingdienst verwerkt. Nadere informatie vindt u in de verwerkingsverslagen.”
2.9.
Bij brief van 5 augustus 2014 heeft WNWF de Staat aansprakelijk gesteld voor de schade die WNWF heeft geleden ten gevolge van de omstandigheid dat zij met betrekking tot haar in de gemeente gelegen woningen geen inkomensafhankelijke huurverhogingen heeft kunnen doorvoeren over 2014, omdat zij de relevante inkomensindicaties niet van de Belastingdienst heeft gekregen.

3.Het geschil

3.1.
WNWF vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet tijdig aan WNWF de inkomensgegevens van haar huurders beschikbaar te stellen en de Staat zal veroordelen tot vergoeding van de door WNWF geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede de Staat zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
WNWF legt aan haar vorderingen het navolgende ten grondslag.
De gemeente heeft, nadat WNWF daarop had aangedrongen, de Belastingdienst uiteindelijk tijdig de juiste gegevens aangeleverd. Ondanks dat de Belastindienst deze gegevens reeds in april 2014 aangeleverd had gekregen, heeft de Belastingdienst verzuimd tijdig inkomensindicaties van de huurders van de in de gemeente gelegen woningen van WNWF aan WNWF te verstrekken. Dit is onrechtmatig jegens WNWF. WNWF heeft daardoor in 2014 met betrekking tot de door haar verhuurde woningen in de gemeente geen inkomensafhankelijke huurverhoging kunnen doorvoeren, waardoor zij schade lijdt.
3.3.
De Staat voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of de Belastingdienst onrechtmatig heeft gehandeld jegens WNWF dient door de rechtbank tegen de navolgende achtergrond te worden beantwoord.
4.2.
Op 16 maart 2013 zijn de Wet huurverhoging op grond van inkomen en de Wet huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (hierna: de wetten) in werking getreden. Deze wetten geven verhuurders van woningen in het niet-geliberaliseerde huursegment de mogelijkheid de huurprijs jaarlijks extra te verhogen als het huishoudinkomen van de huurder(s) boven een bepaalde grens uitkomt. Doel van deze wetten is het zogenaamde “scheefwonen” tegen te gaan.
4.3.
Kort gezegd komt het erop neer dat vanaf 1 juli 2014 een extra huurverhoging van 0,5% mogelijk was indien het huishoudinkomen over het peiljaar 2012 hoger bleek te zijn dan € 34.085, maar lager dan € 43.602 en een extra huurverhoging van 2,5% mogelijk was indien dit inkomen hoger bleek te zijn dan € 43.602.
4.4.
De wetten maken het mogelijk dat de verhuurder een inkomensverklaring opvraagt bij de Belastingdienst. Een inkomensverklaring bestaat per adres slechts uit de letter “J” (huishoudinkomen boven de € 43.602), “M” (huishoudinkomen tussen € 45.085 en € 43.602), “N” (huishoudinkomen lager of gelijk aan € 34.085), “O” (geen huishoudinkomen bekend) of “X”. Deze laatste letter verschijnt op de inkomensverklaring als de aanvrager daarvan niet als eigenaar van de betreffende woning kan worden geïdentificeerd. Zonder een inkomensverklaring (met de letter “J” of “M”) is het doorvoeren van een extra huurverhoging niet mogelijk.
4.5.
Bij de verstrekking van een inkomensverklaring is de persoonlijke levenssfeer van de huurder in het geding. Daarom wordt de verklaring uitsluitend aan de eigenaar van de woning verstrekt. Slechts (rechts)personen die over 2013 in de (aangeleverde) basisregistratie als eigenaar van een woning waren opgenomen, konden met betrekking tot die woning een inkomensverklaring opvragen ten behoeve van de extra huurverhoging voor 2014. De Belastingdienst beschikt niet over een administratie waarin woonadressen aan eigenaren (in de terminologie van de uitvoeringsregeling van de onderhavige wetten: “genothebbenden”) zijn gekoppeld. Daarom is aansluiting gezocht bij de basisregistratie Wet Onroerende Zaken (WOZ). Het beheer van deze basisregistratie valt ingevolge artikel 38 van de Wet WOZ onder de verantwoordelijkheid van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten. Indien een rechtspersoon eigenaar van een woning is, dient - zoals de Belastingdienst eind 2013/begin 2014 ook nog eens expliciet onder de aandacht van de gemeenten heeft gebracht - op grond van (de bijlage bij) artikel 7, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet WOZ (hierna: het uitvoeringsbesluit), naast andere gegevens, ook het RSIN-nummer van die rechtspersoon in deze basisregistratie aan het adres te zijn gekoppeld. Deze koppelingen worden door de gemeenten, tegelijk met andere informatie, aan de Belastingdienst doorgegeven in de vorm van zogenaamde
batchesinformatie, welke informatie bij de Belastingdienst (te Apeldoorn) volgens een volledig geautomatiseerd proces wordt verwerkt.
4.6.
Met betrekking tot de inkomensafhankelijke huurverhoging voor 2014 zijn verhuurders van 3 februari 2014 tot 3 maart 2014 in de gelegenheid gesteld zich door het opgeven van hun RSIN-nummer via een
portalvan de Belastingdienst aan te melden. Nadat de Belastingdienst aan de hand van de aanmeldingen een resultatentabel had samengesteld, is bedoelde
portalmet ingang van 17 maart 2014 wederom opengesteld teneinde de verhuurders in de gelegenheid te stellen de inkomensverklaringen op te vragen. De Belastingdienst beoordeelde de aanvragen aan de hand van de eerder door de gemeenten aangeleverde (eigenaar)gegevens over 2013 uit de basisregistratie WOZ. Indien de aanvrager niet als eigenaar geregistreerd stond, bevatte de inkomensverklaring aangaande het desbetreffende adres de onder 4.4 bedoelde “X”.
4.7.
WNWF betoogt in de kern genomen dat zij ten onrechte slechts verklaringen met een “X” verkreeg, terwijl de gemeente wel tijdig de juiste WOZ-gegevens bij de Belastingdienst had aangeleverd. De Staat heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen onder betwisting van de feitelijke grondslag van de vorderingen van WNWF. Volgens de Staat beschikte de Belastingdienst in april 2014 niet over de juiste WOZ-gegevens; de gemeente had in strijd met de voorschriften uit het uitvoeringsbesluit niet een koppeling aangebracht tussen elk adres waarvan WNWF verhuurder was en het (juiste) RSIN-nummer van WNWF. Deze koppeling was ook niet opgenomen in de
batchmet WOZ-gegevens die de gemeente eind maart/begin april 2014 aan de Belastingdienst had verstrekt. Nu deze koppeling voor de Belastingdienst dus ontbrak, mochten aan WNWF voor haar woningen in de gemeente geen andere inkomensverklaringen worden afgegeven dan verklaringen met een “X” daarop.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat, mede op grond van de tijdens de comparitie van partijen door de heer [X] , accountmanager bij de Belastingdienst te Apeldoorn, gegeven toelichting, is komen vast te staan dat de gemeente in de door haar aan de Belastingdienst aangeleverde WOZ-gegevens inderdaad niet de onder 4.7 bedoelde koppeling heeft gelegd. De gemeente heeft slechts een zogenaamde subjectmutatie aangeleverd, dat wil zeggen dat het correcte RSIN-nummer van WNWF aan de Belastingdienst is doorgegeven, echter zonder dat dit RSIN-nummer was gekoppeld aan door WNWF verhuurde adressen (productie 6 bij antwoord, bovenaan). Deze subjectmutatie ging gepaard met zogenaamde subject-objectmutaties (koppelingen van andere RSIN-nummers aan concrete adressen) die echter geen betrekking hadden op de woningvoorraad van WNWF. De reden waarom WNWF geen inkomensverklaringen kon opvragen, althans slechts de vermelding “X” kreeg, is dus dat de koppeling tussen haar RSIN-nummer en de door haar verhuurde adressen niet gelegd is en niet is aangeleverd door de gemeente. Daarmee ontvalt de voornaamste feitelijke grondslag aan de vorderingen van WNWF.
4.9.
Namens WNWF is ter comparitie nog aangevoerd dat de Belastingdienst een op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus, dat de Belastingdienst volgens WNWF na de ontvangst van de eind maart/begin april 2014 door de gemeente verstuurde
batchongevraagd had moeten controleren of de subject-objectmutaties correct waren aangeleverd door de gemeente.
4.10.
De rechtbank is met de Staat van oordeel dat, ook als de bijzondere positie die overheidsdiensten in het maatschappelijk verkeer innemen in ogenschouw wordt genomen, een dergelijke zorgplicht niet kan worden aangenomen. Bij dit oordeel is van belang dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de WOZ-gegevens expliciet bij de gemeenten is gelegd, dat de Belastingdienst geen eigen register onderhoudt met subject-objectregistraties en dat WNWF, getuige de inhoud van de onder 2.2 aangehaalde e-mail, hiervan op de hoogte was en bovendien begrepen had dat het aan haar was fouten in WOZ-gegevens aan te kaarten bij de gemeente en/of de Belastingdienst. Van de Belastingdienst kon redelijkerwijs niet meer gevergd worden dan, zoals hij ook heeft gedaan (vgl. 2.5 en 2.7), desgevraagd na te gaan of de subject-objectkoppelingen correct waren aangeleverd door de gemeente en, zo nee, aan te geven wat het probleem was. Bij dit oordeel weegt mee dat onbestreden is dat ongeveer 400 gemeenten op meerdere momenten
batchesaanleveren die, zoals hiervoor overwogen, niet handmatig worden verwerkt en bovendien dat de subject-mutatie betreffende (het RSIN-nummer van) WNWF onderdeel uitmaakte van een meeromvattende
batchvan de gemeente.
4.11.
Ten slotte heeft, anders dan zijzelf stelt, WNWF geen vertrouwen mogen ontlenen aan de onder 2.8 aangehaalde brief van de Belastingdienst van 10 april 2014. In de eerste plaats is deze brief niet gericht aan WNWF, maar aan de gemeente (die deze vervolgens kennelijk op enig moment aan WNWF heeft verstrekt). Voorts is deze brief automatisch gegeneerd en bevat de inhoud van deze brief geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de Belastingdienst (op grond van ongevraagde handmatige controle) had geconstateerd dat de wijzigingen in deze
batchdie specifiek WNWF betroffen, voldeden aan hetgeen WNWF voor ogen stond.
4.12.
Op grond van het voorgaande dienen de vorderingen van WNWF te worden afgewezen. Daardoor kunnen onbesproken blijven de overige punten waarover partijen hebben gedebatteerd, waaronder de gestelde eigen schuld van WNWF en de vraag of het arrest van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2016 betreffende de inkomensafhankelijke huurverhoging (ECLI:NL:RVS: 2016:253) relevant is voor de uitkomst van deze zaak.
4.13.
WNWF zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van de Staat gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 1.517 (€ 613 aan griffierecht en € 904 aan salaris advocaat (twee punten tegen tarief II van € 452 per punt)) en zullen worden vermeerderd met de gevorderde en onbestreden gebleven wettelijke rente.
4.14.
Voor veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de proceskostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt WNWF in de kosten van dit geding aan de zijde van de Staat gevallen en tot op heden begroot op € 1.517, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin, mr. A.C. Bordes en mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2016.