ECLI:NL:RBDHA:2016:749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. O. Arslan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. K.M. Schuijt. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft haar meegedeeld dat zij vanaf 3 juni 2015 geen recht meer had op deze uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 1 mei 2000 tot 2 juli 2012 als klasse-assistent werkte en zich op 4 juni 2012 ziekmeldde. Na een periode van ziekte en een hersteldverklaring, heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het Uwv in overweging genomen, die concludeerden dat eiseres per 3 juni 2015 arbeidsgeschikt was. Eiseres voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gegevens hadden verzameld en dat er geen reden was om aan hun oordeel te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat eiseres vanaf 3 juni 2015 in staat was haar eigen arbeid te verrichten en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/7167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. O. Arslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. K.M. Schuijt).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf 3 juni 2015 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 26 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn nadien aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2015.
Eiseres en haar gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.F.G. Hermans, als waarnemer van gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was van 1 mei 2000 tot 2 juli 2012 werkzaam als klasse-assistent gedurende 40 uur per week bij de [stichting X]. Zij heeft zich op 4 juni 2012 ziekgemeld vanwege spanningsklachten. Op 5 februari 2013 heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden. Per 11 februari 2013 is eiseres hersteld verklaard voor haar maatgevende arbeid. Aan eiseres is vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.
1.2
Op 14 februari 2014 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld. Op 11 april 2014 heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden op basis waarvan is geconcludeerd dat eiseres met ingang van de datum waarop zij zich heeft ziekgemeld doorlopend arbeidsgeschikt is geweest voor de maatgevende arbeid.
1.3
Op 14 januari 2015 heeft eiseres zich opnieuw vanuit de WW ziekgemeld. Op 2 juni 2015 heeft een medisch onderzoek plaatsgevonden.
1.4
Bij het primaire besluit is eiseres vanaf 3 juni 2015 arbeidsgeschikt verklaard op grond van de ZW.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit is overwogen dat de medische aspecten van de beoordeling zijn heroverwogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) is van mening dat eiseres vanaf 3 juni 2015 (weer) in staat is om haar arbeid te verrichten.
Dit betekent dat eiseres per die datum geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de ZW, aldus verweerder.
3. Eiseres voert - samengevat - aan dat verweerders onderzoek onzorgvuldig is geweest en tot een onjuiste conclusie heeft geleid. Ook heeft de primaire arts ten onrechte nagelaten om medische gegevens van de behandelaars van eiseres op te vragen. Voorts is volgens eiseres niet onderbouwd waarom zij bij besluit van 16 april 2015 nog volledig arbeidsongeschikt werd geacht en zes weken later niet meer. Volgens eiseres is zij anders dan verweerder concludeert lichamelijk niet in staat om de maatgevende arbeid te verrichten.
4. Verweerder stelt zich in het verweerschrift - samengevat - op het standpunt dat het dossier wel degelijk medische informatie van de behandelend sector bevat, te weten van onder meer van de huisarts. Ook hebben de verzekeringsartsen eigen onderzoek verricht. Het was daarom niet noodzakelijk om aanvullende informatie op te vragen. Uit het beroepschrift blijkt volgens verweerder overigens niet bij welke behandelaars van eiseres informatie had moeten worden opgevraagd. Voorts wijst verweerder erop dat aan de toekenning van de ZW-uitkering geen oordeel over de arbeidsongeschiktheid ten grondslag ligt, omdat het om een toekenning gaat nadat de WW-uitkering 13 weken is doorbetaald. Pas op 2 juni 2015 heeft een medische beoordeling plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat per 14 januari 2015 geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Met het eigen werk wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding verrichte werk. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie onder meer de uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA3756).
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 2 juni 2015 is gezien door de bedrijfsarts van het Uwv, die haar blijkens haar rapport van dezelfde datum lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. Deze arts heeft op basis van de anamnese en de gegevens verkregen uit het door haar verrichte onderzoek de diagnoses fibromyalgie, bestaande nek- en schouderklachten, chronische recidiverende psychische klachten, psychosociale privé-problematiek, bestaande maagklachten en hypertensie gesteld. Alles overwegende is deze arts van mening dat de belastbaarheid tussen de datum van de ziekmelding en het spreekuur niet wezenlijk is veranderd. Er zijn ondanks de klachten van eiseres geen medische beperkingen vastgesteld. Bij fibromyalgie geldt volgens deze arts een normaal bewegingspatroon zonder excessief zware fysieke belastingen. Het werk van eiseres betreft geen bovenmatige fysieke arbeid. Er is dan ook geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid volgens de bedrijfsarts, zodat eiseres doorlopend geschikt is voor de maatgevende arbeid. In het kader van de bezwaarprocedure is eiseres op 24 augustus 2015 gezien door de verzekeringsarts b&b, die haar zowel lichamelijk als psychisch heeft onderzocht. Deze arts heeft blijkens zijn rapport van dezelfde datum de beschikking gehad over het journaal van de huisarts dat de periode tot 17 juni 2015 bestrijkt. Op basis van aanvullend eigen onderzoek en bestudering van de gegevens heeft de verzekeringsarts b&b geen aanleiding gezien de beslissing van de primaire arts te herzien. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er vanuit medisch oogpunt geen noodzaak is om af te wijken van het oordeel van de primaire arts. Eiseres was volgens hem per 3 juni 2015 arbeidsgeschikt te achten voor de maatgevende arbeid.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek van de verzekeringsarts b&b voldoende gegevens naar voren zijn gekomen om tot een afgewogen oordeel over de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiseres zowel door de primaire verzekeringsarts als door de verzekeringsarts b&b is onderzocht en zij de beschikbare medische gegevens bij hun beoordelingen hebben betrokken. Daarnaast had de verzekeringsarts b&b de beschikking over informatie van de huisarts. Dat de bedrijfsarts niet over informatie van de huisarts beschikte kan niet tot het oordeel leiden dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest, nu de verzekeringsarts b&b wél over die informatie beschikte en die informatie bovendien voldoende recent was. De rechtbank ziet dan voorts geen reden voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat de bedrijfsarts en de verzekeringsarts b&b geen informatie hebben opgevraagd bij de behandelend sector. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts blijkens vaste jurisprudentie in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Er is naar het oordeel van de rechtbank gezien het voorgaande geen aanleiding het medisch onderzoek door de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig of onvolledig te achten.
6.3
Gelet op alle beschikbare medische gegevens ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts b&b in twijfel te trekken. In de voorhanden zijnde medische gegevens wordt onvoldoende steun gevonden voor het standpunt dat de medische beperkingen zijn onderschat dan wel miskend. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de juistheid van de constateringen van de verzekeringsarts b&b te twijfelen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat van de kant van eiseres geen nadere medische informatie in het geding is gebracht op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsarts b&b.
6.4
Dat eiseres bij besluit van 16 april 2015 nog een ZW-uitkering is toegekend wil niet zeggen dat zij op die datum ook daadwerkelijk arbeidsongeschikt was, aangezien aan dat besluit geen medische beoordeling ten grondslag heeft gelegen. Daarbij komt dat de bedrijfsarts en de verzekeringsarts b&b gezien hun bevindingen zoals weergegeven in hun rapporten van 2 juni 2015 respectievelijk 24 augustus 2015 eiseres vanaf de datum dat zij zich heeft ziekgemeld, 14 januari 2015, doorlopend arbeidsgeschikt hebben geacht. Anders dan eiseres betoogt acht de rechtbank, het standpunt dat eiseres vanaf 3 juni 2015 geen recht op ziekengeld meer heeft daarom voldoende onderbouwd.
7. De rechtbank is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres met ingang van 3 juni 2015 in staat moet worden geacht haar eigen arbeid te verrichten.
8. Het beroep is dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.S.M. Lubbe, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.