ECLI:NL:RBDHA:2016:7373
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens gebrek aan bewijs van bijstandsbehoefte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de afwijzing van een bijstandsaanvraag. Eiseres heeft in het verleden meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat zij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden ten opzichte van haar eerdere aanvragen, die zou rechtvaardigen dat zij nu wel in aanmerking komt voor bijstand.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Eiseres had in 2013 een aanzienlijk vermogen van € 146.615,67, waarvan zij een groot deel naar haar moeder heeft overgemaakt. Ondanks haar verklaringen dat zij geen vermogen meer heeft, heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeert. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres regelmatig contant geld van haar moeder heeft ontvangen en dat zij substantiële bedragen contant in huis heeft gehad, wat haar claim op bijstand ondermijnt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.