In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen een douaneambtenaar, eiser, die werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. Eiser was sinds 15 december 1995 werkzaam als medewerker Douane op Schiphol en werd beschuldigd van het aan- en doorverkopen van gestolen fietsen, het verkopen van het geneesmiddel Kamagra zonder vergunning, en het verrichten van nevenwerkzaamheden voor een extern bedrijf zonder toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 9 juli 2015 geschorst werd op grond van artikel 91 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en dat hem op 16 september 2015 onvoorwaardelijk ontslag werd opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de beschuldigingen zorgvuldig onderzocht. Eiser heeft erkend dat hij twee gestolen fietsen heeft verkocht, wat als opzetheling werd gekwalificeerd. Wat betreft de verkoop van Kamagra, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser had moeten weten dat dit middel onder de Geneesmiddelenwet viel, gezien zijn functie en de beschikbare informatie. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser werkzaamheden verrichtte voor een extern bedrijf, wat een belangenconflict met zich meebracht.
De rechtbank concludeerde dat de disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim. De belangen van de overheid bij een integere organisatie wogen zwaarder dan de belangen van eiser bij het behoud van zijn aanstelling. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.