ECLI:NL:RBDHA:2016:7343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die sinds 2 september 2009 een uitkering ontvangen op basis van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Het college heeft op 11 augustus 2015 besloten om het recht op bijstand van eisers te herzien over de periode van 17 maart 2015 tot en met 8 juni 2015, en een bedrag van € 2.066,62 terug te vorderen wegens ten onrechte verstrekte bijstand. Dit besluit volgde op een rechtmatigheidsonderzoek waarbij diverse stortingen op de rekening van eisers werden aangetroffen die niet waren gemeld bij het team Werk en Inkomen.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 3 juni 2016 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet over de gestorte bedragen konden beschikken en dat zij in strijd met hun inlichtingenplicht hebben gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stortingen op hun rekening als middelen moeten worden aangemerkt, en dat de stelling van eisers dat het om geleend geld gaat, niet tot een ander oordeel leidt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht het recht op bijstand heeft herzien en het teruggevorderde bedrag heeft vastgesteld. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.