2.4.In een ongedateerd proces-verbaal van de officier van justitie met als onderwerp “Gang van zaken rondom verlening en intrekking noodpaspoort” staat onder meer vermeld:
“In dit proces-verbaal wil ik zoveel als mogelijk chronologisch weergeven hoe de opsporing van de verdachte [eiser] in de voorafgaande jaren is gelopen. (...)
Tevens zal nader worden ingegaan op de redenen om akkoord te gaan met de uiteindelijke verstrekking van een noodpaspoort door Buitenlandse Zaken aan de verdachte [eiser] alsmede de redenen die hebben geleid tot de intrekking van datzelfde noodpaspoort.
(...)
Vanaf de internationale signalering op 16 januari 2003 heeft verdachte in juni 2003 en 2006 geprobeerd afspraken te maken middels de liaison in Thailand om een nieuw paspoort te kunnen krijgen. Als voorwaarde zou hij dan zelf naar Nederland gaan om zijn onschuld aan de verkrachting aan te tonen door DNA af te staan, Deze afspraken zijn beide keren niet nagekomen.
(...)
Verstrekking noodpaspoort
Op 14.02.2013 komt een bericht van de liaison [A] van de Nederlandse ambassade in Thailand dat [eiser] via zijn advocaat van kantoor […] een paar maanden geleden een paspoort heeft aangevraagd. [eiser] zou zijn medewerking willen verlenen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten en het strafrechtelijk onderzoek. Daarvoor is hij bereid naar Nederland te komen onder de voorwaarde dat hij een paspoort krijgt om zijn kinderen in Thailand wettig te erkennen en de garantie dat hij na behandeling van de zaak weer naar Thailand zou kunnen afreizen.
(...)
In de contacten met zijn advocate (...) is door mij duidelijk te kennen gegeven dat ik zal overleggen met Buitenlandse Zaken voor een noodpaspoortonder de voorwaardendat [eiser] naar Nederland komt om hier zijn DNA af te staan en verhoord te worden als verdachte. Ik heb daarbij duidelijk aangegeven dat met aanhouding en voorlopige hechtenis rekening moet worden gehouden.
(...)
Op 26 april 2013 is door Buitenlandse Zaken een noodpaspoort aan de heer [eiser] verstrekt met een tijdelijke geldigheid van een half jaar met het doel zijn kinderen in Thailand te erkennen.
In augustus 2013 vraagt [eiser] bij de ambassade een verlenging van zijn noodpaspoort aan omdat zijn huidig noodpaspoort vol zit met visa en stempels en hij daarom een nieuw nodig heeft. In die 4 maanden is verder nog weinig gedaan met erkenning van zijn kinderen. Een van de stempels betreft onder meer een bezoek aan Laos.
(...)
Na overleg met Buitenlandse Zaken heb ik uiteindelijk toestemming gegeven tot verlenging van het noodpaspoort; dit is gedaan op 19.09.2013 en geldig is tot 19.03.2013[bedoeld wordt: 2014, toevoeging voorzieningenrechter].
(...)
Op 02.10.2013 geeft de advocaat [X] aan dat“zijn Thaise advocaat [eiser] heeft medegedeeld dat de erkenningsprocedure van zijn kinderen in Thailand naar verwachting een jaar zal duren”. Om die reden doet de advocaat het voorstel voor een rechtshulpverzoek aan Thailand voor afname DNA en verhoor.
Op 14.10.2013 heb ik de advocaat [X] als volgt geantwoord:
“(...)
Ik zie mij dan ook genoodzaakt vast te houden aan het allereerste voorstel te weten dat dhr [eiser] in Nederland zich kan melden voor DNA-afname en verhoor door de Nederlandse politie. Op dit moment wil ik nog niet zo ver gaan Buitenlandse Zaken te vragen het verlengde noodpaspoort in te trekken zodat uw cliënt nog een klein half jaar de tijd heeft om aan het voorstel mee te werken. Overbodig te melden dat ik na afloop van die periode (dan wel eerder afhankelijk van de omstandigheden) de internationale signalering weer zal laten activeren”.
(...)
Journalist [de journalist]
Door de Nationale Politie werd ik op 30 oktober 2013 op de hoogte gesteld dat de journalist [de journalist] in het kader van een nieuw televisieprogramma verdachten/veroordeelden op zoekt in het buitenland die al lange tijd door politie en justitie gezocht worden. Hij was nu naar Thailand voor de zaak [eiser] en nog een andere verdachte.
(...)
Intrekking noodpaspoort: gewijzigde omstandigheden
Grondslag voor de verstrekking van het noodpaspoort was de afspraak met de verdachte dat hij het paspoort alleen zou gebruiken om naar Nederland te komen. [de journalist] had contact met de Thaise politie en vertelde dat de Thaise politie [eiser] wilden aanhouden; volgens [de journalist] zou [eiser] zich nog met andere criminele zaken in Thailand bezig houden.
Vanwege het ontbreken van een uitleveringsverdrag tussen Thailand en Nederland was de reële inschatting, dat de Thaise politie de man kort na aanhouding weer zou moeten vrijlaten; [eiser] bevond zich immers legaal op het grondgebied van Thailand met een visum in zijn noodpaspoort.
Gelet op de steeds wisselende medewerking door [eiser] en verandering van afspraken en/of voorwaarden alsmede zijn uitlatingen in 2011 dat “hij de Thaise autoriteiten op zijn hand had”, vermoedde ik dat [eiser] na de aanhouding en vrijlating door de Thaise politie zou vluchten naar een buurland en zijn afspraak om zich vrijwillig te melden in Nederland niet na zou komen. Zoals bleek bij verlening van het noodpaspoort was [eiser] al naar het buitenland geweest (Laos).
De verdachte [eiser] zou de aanhouding door de Thaise politie zien als een schending van de afspraken tussen hem, zijn advocaat en mij; hierdoor zou hij zich – voor zover hij hiertoe al bereid zou zijn – in het geheel niet meer zelf gaan melden. De verdachte [eiser] zou dan weer voor het openbaar ministerie onbereikbaar worden.
Door deze nieuwe situatie is de grondslag van de verstrekking van het noodpaspoort weg en zijn de redenen voor verstrekking van het noodpaspoort daarmee vervallen. Ik heb vervolgens aan Buitenlandse Zaken het advies gegeven het noodpaspoort in te trekken op basis van gewijzigde omstandigheden.”