ECLI:NL:RBDHA:2016:6719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarig kind zonder toestemmingsverklaring achterblijvende ouder
In deze zaak heeft eiseres, geboren in Libanon, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis is afgewezen. De aanvraag was ingediend door referente, de biologische moeder van eiseres, die in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat referente geen toestemmingsverklaring heeft overgelegd van de in Libanon achterblijvende biologische ouder van eiseres. Tijdens de zitting op 18 februari 2016 was de gemachtigde van eiseres niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft overwogen dat referente niet aannemelijk heeft gemaakt dat de achterblijvende ouder geen gezag heeft over eiseres en dat het niet onredelijk is dat de staatssecretaris een toestemmingsverklaring eist. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat referente geen documenten heeft overgelegd die haar stelling onderbouwen dat de achterblijvende ouder onvindbaar is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de achterblijvende ouder niet kan worden bereikt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.