ECLI:NL:RBDHA:2016:6609
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Ghanese homoseksueel op grond van veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanese eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de staatssecretaris Ghana als een veilig land van herkomst beschouwde. Eiser, geboren in 1975, heeft verklaard al 18 jaar in Nederland te verblijven en vreest voor vervolging in Ghana vanwege zijn homoseksuele geaardheid en de voodoo-praktijken van zijn familie. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk risico loopt op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Ghana als veilig land kan worden aangemerkt, en dat de vrees van eiser voor vervolging niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de enkele stelling van eiser dat hij lid is van een pinkstergemeente niet voldoende is om te spreken van 'more than normal emotional ties' in het kader van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.