In deze zaak, die op 8 juni 2016 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door PQR B.V. tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) naar aanleiding van een aanbesteding voor datacentermiddelen. PQR vordert dat de Staat wordt verboden de opdracht te gunnen op basis van de gunningsbeslissingen van 23 maart 2016, en dat de Staat moet verifiëren of de inschrijvingen van andere partijen als manipulatief kunnen worden gekwalificeerd. PQR stelt dat de door andere inschrijvers aangeboden kortingspercentages onrealistisch hoog zijn en dat dit leidt tot manipulatieve inschrijvingen. De Staat en de andere gedaagden verzetten zich tegen deze vorderingen en stellen dat de inschrijvingen voldoen aan de eisen van de aanbesteding.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Staat de opdracht niet mag gunnen op basis van de eerdere gunningsbeslissingen en heeft de Staat opgedragen om binnen vier weken de kortingspercentages van de inschrijvers te controleren. De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen aan de toelaatbaarheid van de door sommige inschrijvers aangeboden kortingspercentages en dat nader onderzoek noodzakelijk is. De vorderingen van Scholten Awater en het Consortium, die ook betrokken waren bij de aanbesteding, zijn afgewezen, evenals hun verzoeken om definitieve gunning van de opdracht. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de overwegend in het ongelijk gestelde partijen.