ECLI:NL:RBDHA:2016:5943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
1 juni 2016
Zaaknummer
AWB 15/12962 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel wegens onjuiste gegevens en valse identiteitsdocumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2016 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning asiel van eiser, die van Iraakse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de vergunning ingetrokken omdat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt, waaronder valse identiteitsdocumenten. Eiser had eerder een verblijfsvergunning gekregen op basis van de vrees voor eerwraak in zijn geboorteplaats, maar bij de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en dochter zijn documenten overgelegd die een andere geboorteplaats vermeldden. Dit leidde tot twijfels over de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Iraakse autoriteiten op basis van de valse documenten een nieuw paspoort hebben verstrekt. De rechtbank vond dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling dat de in de valse documenten vermelde geboortegegevens juist zijn, te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de verblijfsvergunning heeft ingetrokken, omdat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt en er geen grond was voor het verlenen van een verblijfsvergunning op andere basis. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/12962

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2016 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [1975] , van gestelde Iraakse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. J.T.A. Bos),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 15 oktober 2008. Daarnaast heeft verweerder de aanvraag van eiser van 4 september 2013 om verlenging van de aan hem verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Bij besluit van 4 september 2009 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, geldig van 15 oktober 2008 tot 15 oktober 2013, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), zoals dat luidde ten tijde van de vergunningverlening.
1.2.
Op 19 oktober 2010 heeft verweerder een voornemen tot intrekking op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw van de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de verleende verblijfsvergunning), met ingang van 15 oktober 2008 kenbaar gemaakt, omdat eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is eiser op een andere grond een verblijfsvergunning te verlenen.
1.3.
Op 4 september 2013 heeft eiser een aanvraag tot verlenging van de aan hem verleende verblijfsvergunning ingediend.
1.4.
Op 3 maart 2014 heeft verweerder opnieuw een voornemen tot intrekking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning met ingang van 15 oktober 2008 kenbaar gemaakt, omdat eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is eiser op een andere grond een verblijfsvergunning te verlenen. Daarbij heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning af te wijzen.
1.5.
Op 3 juli 2014 heeft een intrekkingsgehoor plaatsgevonden. Eiser heeft tijdens dit gehoor verschillende stukken overgelegd. Deze zijn door Bureau Documenten onderzocht. De op 11 mei 2011 in [woonplaats] afgegeven identiteitskaart en de op 25 mei 2012 in Kirkuk afgegeven nationaliteitsverklaring zijn vals bevonden. De op 18 oktober 2012 in [woonplaats] (Erbil) afgegeven identiteitskaart en de op 18 april 2006 in Erbil afgegeven nationaliteitsverklaring zijn aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt bevonden. Deze onderzoeksbevindingen heeft Bureau Documenten neergelegd in een verklaring van onderzoek van 9 juli 2014.
1.6.
Bij schrijven van 24 juli 2014 heeft verweerder onder meer het voornemen van 3 maart 2014 aangevuld.
1.7.
Door middel van verschillende brieven heeft eiser zijn zienswijze op de voornemens van verweerder ingediend.
Intrekking van de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
2. De rechtbank overweegt ambtshalve dat verweerder op zichzelf bevoegd is om met terugwerkende kracht een verleende verblijfsvergunning in te trekken, wanneer die intrekking zich uitstrekt tot een periode waarin de verleende verblijfsvergunning nog van kracht was. Zie in dit verband een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 28 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC9685).
3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.
In het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag heeft eiser gesteld dat hij is geboren in de plaats [woonplaats] , gelegen in de provincie Kirkuk. Aan zijn relaas heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in zijn geboorteplaats te vrezen heeft voor eerwraak. Hoewel de identiteitskaart en de nationaliteitsverklaring, die eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag heeft overgelegd en waarin de geboorteplaats [woonplaats] staat vermeld, destijds door Bureau Documenten vals zijn bevonden, heeft verweerder eiser wat betreft zijn identiteit het voordeel van de twijfel gegund en eiser op 4 september 2009 een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw verleend.
3.2.
Op 18 september 2009 heeft eiser een verzoek gedaan om advies voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van zijn echtgenote en dochter. Ten behoeve hiervan heeft eiser (kopieën van) documenten overgelegd, waaronder een huwelijksakte en een geboorteakte. In de huwelijksakte staat als geboorteplaats van eiser vermeld: [geboorteplaats] , zijnde de Koerdische benaming van de plaats [geboorteplaats] in de provincie Erbil. In de geboorteakte van eisers dochter staat als permanent adres van eiser vermeld: [woonplaats] in de streek Koya in de provincie Arbil, terwijl eiser volgens zijn relaas ten tijde van de geboorte van zijn dochter permanent in [woonplaats] woonde.
3.3.
Gelet op dit verschil in de geboorteplaats is bij verweerder twijfel ontstaan aan de door eiser opgegeven identiteit, nu de geboorteplaats deel uitmaakt van de identiteit. Voor verweerder is daarbij van belang dat de identiteitskaart en de nationaliteitsverklaring die eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag heeft overgelegd vals zijn bevonden.
Hierdoor is niet te beoordelen of eiser in het land van herkomst gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel om andere redenen onverantwoorde risico’s loopt. Om een dergelijke beoordeling te kunnen maken moet immers eerst aannemelijk gemaakt worden dat eiser de persoon is die hij stelt te zijn.
3.4.
De tijdens het intrekkingsgehoor overgelegde documenten maken niet alsnog geloofwaardig dat eiser is geboren en heeft gewoond in de plaats [woonplaats] , gelegen in de provincie Kirkuk. De onderzoeksresultaten als neergelegd in de verklaring van onderzoek van 9 juli 2014 onderschrijven het standpunt dat eiser onjuist heeft verklaard over zijn geboorte- en woonplaats. Bijgevolg wordt evenmin geloofwaardig geacht dat eiser in deze plaats eerwraakgerelateerde problemen heeft ondervonden.
3.5.
De stelling van eiser dat vanwege de gevoerde bevolkingspolitiek het mogelijk is dat in officiële documenten verschillende geboorteplaatsen staan vermeld, onderschrijft verweerder niet, nu uit openbare bronnen blijkt dat een dubbele registratie in twee provincies niet mogelijk is.
4. De rechtbank stelt, gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, vast dat eiser geen stukken in het geding heeft gebracht die afbreuk kunnen doen aan de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten waarbij verschillende, door eiser overgelegde documenten vals zijn bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank doen de verklaringen van het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien geen afbreuk aan voormelde bevindingen van het Bureau Documenten. De stelling dat gezien de wijze waarop de vals bevonden documenten zijn verkregen, de daarin vermelde gegevens voor juist moeten worden gehouden, onderschrijft de rechtbank niet. Immers, gezien de inhoud van het e-mailbericht van het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien van 19 april 2012 is verkrijging door middel van machtigingen normaal gesproken niet mogelijk. Ingeval de documenten door middel van omkoping zijn verkregen, zoals het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien suggereert, dan kan reeds om die reden niet de waarde worden toegekend aan de vals bevonden documenten die eiser daaraan toegedicht wil zien.
5. Eiser heeft aangevoerd dat niet relevant is of de identiteitskaart en nationaliteitsverklaring, waarin de plaats [woonplaats] respectievelijk de provincie Kirkuk staat vermeld, echt zijn. Relevant is of de gegevens die daarin staan vermeld juist zijn. Nu de Iraakse autoriteiten op grond van deze documenten aan eiser een Iraaks paspoort hebben verstrekt, moet het ervoor worden gehouden dat de gegevens over eiser als vermeld op deze identiteitskaart en nationaliteitsverklaring, juist zijn.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser de stelling dat de Iraakse autoriteiten op basis van de vals bevonden documenten, zoals vermeld onder 1.5., eiser een nieuw Iraaks paspoort hebben verstrekt, niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft weliswaar ter zitting gesteld dat op het door de Iraakse autoriteiten in ontvangst genomen aanvraagformulier tot afgifte van een Iraaks paspoort de nummers van de vals bevonden documenten staan vermeld, maar van die stelling heeft eiser geen bewijs overgelegd. Uit bijlage 4, die eiser bij zijn zienswijze van 13 april 2104 heeft overgelegd en die door de tolk tijdens het intrekkingsgehoor van 3 juli 2014 is vertaald, blijkt dat in ieder geval niet. Gelet op het voormelde ziet de rechtbank geen aanleiding om eisers stelling dat de in de vals bevonden documenten weergegeven geboortegegevens juist zijn, te onderschrijven.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de inhoud van de huwelijksakte, de geboorteakte van eisers dochter en de onder 3.1. en 1.5. bedoelde documenten, zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn geboorteplaats. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de echt bevonden documenten die in [woonplaats] zijn afgegeven, onjuiste informatie over eisers geboorteplaats bevatten.
8. De enkele verklaringen van eiser en zijn echtgenote zijn op zichzelf onvoldoende om wel aan te nemen dat eiser is geboren en getogen in [woonplaats] .
9. Voorts is van belang dat, voor zover aannemelijk zou moeten worden geacht dat vanwege de op artikel 140 van de Iraakse Grondwet gebaseerde bevolkingspolitiek een registratie met verschillende geboorteplaatsen mogelijk zou zijn dan wel dat de geboorteplaats van eiser in de bevolkingsregistratie is gewijzigd, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiervan slachtoffer is. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiser geen objectieve en verifieerbare gegevens heeft verstrekt op grond waarvan alsnog zou kunnen worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk in [woonplaats] is geboren en aldaar heeft gewoond. De overgelegde overlijdensakte van zijn moeder levert op zichzelf niet dit bewijs op. Immers, de in de overlijdensakte vermelde gegevens zien niet op eiser. Dat eiser in bewijsnood verkeert om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in [woonplaats] is geboren en aldaar heeft gewoond, onderschrijft de rechtbank niet. Immers, eiser heeft tijdens het nader gehoor van 5 december 2008 onder meer verklaard dat de politie in [woonplaats] en de directeur van het district hem kennen, dat hij in [woonplaats] grond in eigendom had en dat hij bij terugkeer in [woonplaats] het eigendom van de grond niet opnieuw hoefde te laten registreren. Gelet hierop had eiser bijvoorbeeld eigendomsbewijzen van de grond en officiële verklaringen van de politie en/of vorenbedoelde directeur kunnen opvragen en overleggen om zijn stellingen te onderbouwen.
10. Gelet op het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij het beroep op het vertrouwensbeginsel niet handhaaft.
11. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er destijds geen grond was voor het verlenen van een verblijfsvergunning, omdat eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
12. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen grond is voor verlening van een verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
13. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiser niet is opgekomen tegen verweerders standpunt dat er geen aanleiding is om eiser op een andere grond een verblijfsvergunning te verlenen.
14. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder terecht op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw de aan eiser verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw heeft ingetrokken nu er geen grond voor verlening, bedoeld in artikel 29 van de Vw is geweest.
Afwijzing van de aanvraag om verlenging van de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
15. Nu verweerder terecht de aan eiser verleende vergunning met terugwerkende kracht tot 15 oktober 2008 heeft ingetrokken, bestaat geen grond voor verlenging daarvan. Het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlenging van de verleende verblijfsvergunning, is derhalve ongegrond.
16. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, voorzitter, en mr. M.P. Bos en
mr. J.J. Rijpma, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van
mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.