3.5.De stelling van eiser dat vanwege de gevoerde bevolkingspolitiek het mogelijk is dat in officiële documenten verschillende geboorteplaatsen staan vermeld, onderschrijft verweerder niet, nu uit openbare bronnen blijkt dat een dubbele registratie in twee provincies niet mogelijk is.
4. De rechtbank stelt, gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, vast dat eiser geen stukken in het geding heeft gebracht die afbreuk kunnen doen aan de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten waarbij verschillende, door eiser overgelegde documenten vals zijn bevonden. Naar het oordeel van de rechtbank doen de verklaringen van het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien geen afbreuk aan voormelde bevindingen van het Bureau Documenten. De stelling dat gezien de wijze waarop de vals bevonden documenten zijn verkregen, de daarin vermelde gegevens voor juist moeten worden gehouden, onderschrijft de rechtbank niet. Immers, gezien de inhoud van het e-mailbericht van het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien van 19 april 2012 is verkrijging door middel van machtigingen normaal gesproken niet mogelijk. Ingeval de documenten door middel van omkoping zijn verkregen, zoals het Europäisches Zentrum für Kurdische Studien suggereert, dan kan reeds om die reden niet de waarde worden toegekend aan de vals bevonden documenten die eiser daaraan toegedicht wil zien.
5. Eiser heeft aangevoerd dat niet relevant is of de identiteitskaart en nationaliteitsverklaring, waarin de plaats [woonplaats] respectievelijk de provincie Kirkuk staat vermeld, echt zijn. Relevant is of de gegevens die daarin staan vermeld juist zijn. Nu de Iraakse autoriteiten op grond van deze documenten aan eiser een Iraaks paspoort hebben verstrekt, moet het ervoor worden gehouden dat de gegevens over eiser als vermeld op deze identiteitskaart en nationaliteitsverklaring, juist zijn.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser de stelling dat de Iraakse autoriteiten op basis van de vals bevonden documenten, zoals vermeld onder 1.5., eiser een nieuw Iraaks paspoort hebben verstrekt, niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft weliswaar ter zitting gesteld dat op het door de Iraakse autoriteiten in ontvangst genomen aanvraagformulier tot afgifte van een Iraaks paspoort de nummers van de vals bevonden documenten staan vermeld, maar van die stelling heeft eiser geen bewijs overgelegd. Uit bijlage 4, die eiser bij zijn zienswijze van 13 april 2104 heeft overgelegd en die door de tolk tijdens het intrekkingsgehoor van 3 juli 2014 is vertaald, blijkt dat in ieder geval niet. Gelet op het voormelde ziet de rechtbank geen aanleiding om eisers stelling dat de in de vals bevonden documenten weergegeven geboortegegevens juist zijn, te onderschrijven.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de inhoud van de huwelijksakte, de geboorteakte van eisers dochter en de onder 3.1. en 1.5. bedoelde documenten, zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn geboorteplaats. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de echt bevonden documenten die in [woonplaats] zijn afgegeven, onjuiste informatie over eisers geboorteplaats bevatten.
8. De enkele verklaringen van eiser en zijn echtgenote zijn op zichzelf onvoldoende om wel aan te nemen dat eiser is geboren en getogen in [woonplaats] .
9. Voorts is van belang dat, voor zover aannemelijk zou moeten worden geacht dat vanwege de op artikel 140 van de Iraakse Grondwet gebaseerde bevolkingspolitiek een registratie met verschillende geboorteplaatsen mogelijk zou zijn dan wel dat de geboorteplaats van eiser in de bevolkingsregistratie is gewijzigd, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiervan slachtoffer is. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiser geen objectieve en verifieerbare gegevens heeft verstrekt op grond waarvan alsnog zou kunnen worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk in [woonplaats] is geboren en aldaar heeft gewoond. De overgelegde overlijdensakte van zijn moeder levert op zichzelf niet dit bewijs op. Immers, de in de overlijdensakte vermelde gegevens zien niet op eiser. Dat eiser in bewijsnood verkeert om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in [woonplaats] is geboren en aldaar heeft gewoond, onderschrijft de rechtbank niet. Immers, eiser heeft tijdens het nader gehoor van 5 december 2008 onder meer verklaard dat de politie in [woonplaats] en de directeur van het district hem kennen, dat hij in [woonplaats] grond in eigendom had en dat hij bij terugkeer in [woonplaats] het eigendom van de grond niet opnieuw hoefde te laten registreren. Gelet hierop had eiser bijvoorbeeld eigendomsbewijzen van de grond en officiële verklaringen van de politie en/of vorenbedoelde directeur kunnen opvragen en overleggen om zijn stellingen te onderbouwen.
10. Gelet op het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij het beroep op het vertrouwensbeginsel niet handhaaft.
11. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er destijds geen grond was voor het verlenen van een verblijfsvergunning, omdat eiser in het kader van zijn oorspronkelijke aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
12. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen grond is voor verlening van een verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
13. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat eiser niet is opgekomen tegen verweerders standpunt dat er geen aanleiding is om eiser op een andere grond een verblijfsvergunning te verlenen.
14. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder terecht op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw de aan eiser verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw heeft ingetrokken nu er geen grond voor verlening, bedoeld in artikel 29 van de Vw is geweest.
Afwijzing van de aanvraag om verlenging van de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
15. Nu verweerder terecht de aan eiser verleende vergunning met terugwerkende kracht tot 15 oktober 2008 heeft ingetrokken, bestaat geen grond voor verlenging daarvan. Het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlenging van de verleende verblijfsvergunning, is derhalve ongegrond.
16. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.