ECLI:NL:RBDHA:2016:5935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 9327
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en beoordeling door verzekeringsarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.P. Sholeh, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Beckers. Eiseres had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd. Eiseres was eerder al bekend met rugklachten en had in 2013 haar werk als schoonmaakster gestaakt. Na een aanvraag in 2015 werd haar uitkering per 8 juni 2015 geweigerd, wat leidde tot een bezwaar dat door het Uwv ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op de conclusie dat eiseres niet meer geschikt was voor haar eigen werk, maar wel voor andere functies. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft aangevoerd dat de rapportages onvoldoende inzichtelijk waren en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank heeft echter geen redenen gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en de vastgestelde beperkingen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres geen medische gegevens heeft overgelegd die haar stelling dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de functies die aan eiseres zijn geduid, passend zijn en dat het verlies aan verdiencapaciteit 0% bedraagt. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/9327

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. G.P. Sholeh),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)verweerder
(gemachtigde: C. Beckers).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 8 juni 2015 geweigerd.
Bij besluit van 23 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, voorheen werkzaam als schoonmaakster voor vier uren per week, is op 10 juni 2013 uitgevallen voor dit werk met rugklachten. Eiseres was bij het Uwv reeds bekend met deze klachten en is na een eerdere beoordeling voor minder dan 35 % arbeidsongeschikt geacht. Eiseres heeft op 25 februari 2015 wederom een uitkering ingevolge de Wet WIA aangevraagd, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor haar geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 0 %.
3. Eiseres heeft hiertegen -kort samengevat- aangevoerd dat het rapport van de verzekeringsarts onvoldoende zorgvuldig en inzichtelijk is genomen. Eiseres is gezien haar beperkingen en klachten niet in staat om meer dan vier uren per dag te werken. Zij is het niet eens met de vastgestelde beperkingen. Met name is onterecht de urenbeperking komen te vervallen.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen wanneer deze rapportages op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapportages en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Gelet op artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht is het in dit geval aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals de uitspraak van 29 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4449.
5.1.
In het kader van haar aanvraag is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 20 maart 2015, waar zij zowel lichamelijk als psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht. Uit zijn rapport blijkt dat de verzekeringsarts de ernstige afwijking aan de rug heeft geobjectiveerd. Rekening houdend met het verloop van de klachten heeft eiseres onveranderd beperkingen ten aanzien van zware rug belasting. Zwaar tillen, frequent bukken, langdurig lopen en staan, langdurig knielen en hurken en frequent trappen lopen dienen onder andere vermeden te worden. Als er met deze beperkingen rekening wordt gehouden is een duurbeperking niet van toepassing, aldus de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
5.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres aangevoerde bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting op 17 augustus 2015. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht en informatie verkregen van de orthopedisch chirurg van 6 november 2015. Uit haar rapport van 17 november 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b tot de conclusie is gekomen dat de schatting in de FML overeenkomt met haar bevindingen. Zij heeft in de ingebrachte medische gegevens geen aanleiding gezien om de medische problematiek anders in te schatten dan de verzekeringsarts heeft gedaan. Dit omdat de verzekeringsarts rekening heeft gehouden met een fors beperkte belastbaarheid van de rug. De medische informatie bevestigt de verergering van de scoliose. Derhalve zijn er ook meer beperkingen aangenomen ten opzichte van een eerdere FML uit 2007. Ten aanzien van de klachten van moeheid en migraine ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding meer beperkingen aan te nemen. Zij is het eens met de vastgestelde FML.
6. Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 5.1 en 5.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Uit haar rapport blijkt dat zij de klachten van eiseres in samenhang met de informatie van de orthopedisch chirurg heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML. Eiseres heeft in beroep geen medische gegevens in het geding gebracht voor haar stelling dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Ter zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht dat zij inmiddels vier maal per week een migraineaanval heeft. Deze omstandigheid kan echter niet tot de conclusie leiden dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiseres zich wel bij verweerder vanwege toegenomen arbeidsongeschikt kan melden.
7. Ook voor het aannemen van een urenbeperking ontbreekt de medische onderbouwing. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge de Standaard verminderde arbeidsduur die verweerder hanteert, is een urenbeperking slechts in drie situaties aan de orde, te weten: op energetische gronden, op grond van verminderde beschikbaarheid en uit preventief oogpunt. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat geen van deze situaties op eiseres van toepassing is. Eiseres heeft ook in beroep geen medische informatie in het geding gebracht die maakt dat de bevindingen van de verzekeringsarts b&b op dit punt voor onjuist moeten worden gehouden. Deze beroepsgrond faalt eveneens.
8. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies productiemedewerker (sbc-code 111180), medewerker bibliotheek (sbc-code 315131) en wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050)geduid. Als reserve zijn de functies assistent consultatiebureau (sbc-code 372091) en telefonist, receptionist, typist (sbc-code 315120) geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft de functies heroverwogen en de functie medewerker bibliotheek en een functie nummer uit de functie samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar niet geschikt bevonden. De overige functies heeft hij geschikt geacht.
9.1.
De rechtbank constateert dat eiseres voor het overige geen specifieke op de geduide functies gerichte gronden heeft aangevoerd. Het is de rechtbank niet gebleken dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres ten aanzien van het arbeidskundige aspect niet op goede gronden berust.
9.2.
Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 0 % bedraagt, heeft verweerder eiseres terecht een uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.