Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
een door elke andere natuurlijke of rechtspersoon afzonderlijk ingevulde en ondertekende Derden verklaring uitsluitingsgronden (…)
een door elke andere natuurlijke of rechtspersoon opgestelde, gedateerde en ondertekende verklaring, waarin deze jegens de aanbesteder verklaart dat de inschrijver over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen kan beschikken; en
De inschrijver beschikt, met inachtneming van lid 4, over faciliteiten die geschikt zijn voor het in de bestekken gespecificeerde onderhoud.
De aanbesteder aan te tonen dat hij daadwerkelijk en onherroepelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen van die andere natuurlijk of rechtspersonen; en
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
beschikkenen dat is volgens haar voldoende informatie. Zij heeft ook niet nader toegelicht op basis van welke juridische titel [A] over die faciliteiten kan beschikken omdat dat volgens haar niet relevant is.
onder andereHardinxveld-Giessendam
en Aalst, kan worden afgeleid dat ook voor perceel 4 een beroep wordt gedaan op andere faciliteiten dan die te Drimmelen en Hardinxveld-Giessendam. Rijkswaterstaat heeft voorts onweersproken gesteld dat [eiseres] tijdens het tweede gesprek van 4 december 2015 niet heeft willen preciseren op welke bedrijven zij precies een beroep moet doen. Verder is genoegzaam gebleken dat, ondanks dat [eiseres] dit ter zitting heeft betwist, de transporttijd aan de orde is geweest tijdens in ieder geval de eerste bespreking. In het e-mailbericht van 16 september 2016 is hier immers een hele alinea aan gewijd. Nu [eiseres] desondanks heeft nagelaten om duidelijk en per perceel aan te geven welke faciliteiten zij inzet, kan zij – mede in het licht van het oordeel als vermeld onder 4.3 – thans niet aan Rijkswaterstaat tegenwerpen dat hij had moeten begrijpen dat zij in perceel 4 helemaal geen beroep doet op middelen van niet in de inschrijving genoemde derde(n).