Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
19 april 2016.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
29 april 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Uzumcu, en gedaagde, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.K. Jansen. Eiser, die gedetineerd is, heeft de Staat verzocht om de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis en gijzeling te schorsen, omdat hij niet in staat is de opgelegde geldboete van € 12.205,50 te voldoen. Eiser heeft in het verleden betalingsregelingen aangevraagd, maar deze zijn niet nagekomen. De Staat heeft verweer gevoerd en gesteld dat de tenuitvoerlegging van de straffen rechtmatig is, aangezien eiser zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Staat niet onrechtmatig handelt en dat de vordering van eiser om de gijzeling te schorsen niet toewijsbaar is, omdat er geen spoedeisend belang is. Eiser is veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.435,--. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.