ECLI:NL:RBDHA:2016:5191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
C/09/508178 / KG ZA 16/391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een geldvordering in kort geding met betrekking tot schadevergoeding en spoedeisend belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen TDSL Nederland B.V. en GMW Advocaten B.V. TDSL vorderde een aanvullend voorschot op schadevergoeding van € 84.252,62, na een eerdere uitspraak waarin een lager bedrag was toegewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat TDSL onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de vordering niet kon dienen als verkapt appel. TDSL had in een eerdere procedure tegen haar leverancier Texim Europe B.V. schadevergoeding gevorderd, maar deze was afgewezen. In de huidige procedure stelde TDSL dat GMW Advocaten onjuist had geadviseerd en dat er een fout was gemaakt in de eerdere schadevergoeding. GMW voerde verweer en betwistte de omvang van de schade. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eerdere uitspraak van de bodemrechter als uitgangspunt moest dienen en dat er geen nieuwe feiten waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Bovendien was er geen spoedeisend belang aangetoond door TDSL. De vordering werd afgewezen en TDSL werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/508178 / KG ZA 16/391
Vonnis in kort geding van 13 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TDSL Nederland B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. P. Obbeek te Delft,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GMW Advocaten B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. T. Riyazi te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘TDSL’ en ‘GMW’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties en door TDSL overgelegde nadere producties;
- de door GMW overgelegde producties;
- de op 29 april 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
TDSL heeft een procedure gevoerd tegen haar leverancier Texim Europe B.V. (hierna: Texim). De rechtbank Overijssel heeft in die procedure bij eindvonnis van 10 juli 2013 (onder meer en kort gezegd) voor recht verklaard dat Texim (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van partijen tot levering van (functionerende) STEPP II apparaten. De door TDLS gevorderde schadevergoeding is echter afgewezen, kort gezegd omdat Texim een beroep toekwam op het in haar algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding. TDSL werd in deze procedure bijgestaan door [advocaat] , werkzaam voor GMW.
2.2.
TDSL is daarna bij deze rechtbank een procedure begonnen tegen GMW en [advocaat] omdat [advocaat] volgens haar bij voormelde procedure beroepsfouten heeft gemaakt. Zij heeft in dit kader verklaringen voor recht gevorderd, alsmede een schadevergoeding van € 954.481,99. Bij vonnis van 6 januari 2016 (hierna: het vonnis) is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat [advocaat] bij het behartigen van de belangen van TDSL twee samenhangende beroepsfouten heeft gemaakt. De rechtbank heeft GMW in dit vonnis onder meer veroordeeld tot betaling aan TDSL van een schadevergoeding van € 79.050,- en van € 15.361,88. Diverse andere gevorderde schadeposten zijn afgewezen. Het bedrag van € 15.361,88 betreft de in de procedure bij de rechtbank Overijssel ten laste van TDSL uitgesproken kostenveroordeling. Het bedrag van € 79.050,- is een deel van de door TDSL gevorderde schade, die bestaat uit het totaalbedrag van de door TDSL aan Texim betaalde koopsommen voor de ondeugdelijke STEPP II kastjes. Ten aanzien daarvan heeft volgens de rechtbank te gelden dat TDSL die schade niet zou hebben geleden als [advocaat] namens TDSL (ook) ontbinding met ongedaanmaking zou hebben gevorderd. De rechtbank heeft over de omvang van deze schadevergoeding het volgende overwogen:
“4.20 TDSL vordert op dit geschilpunt een schade van in totaal € 215.125,11 als de op dat moment reeds aan Texim betaalde bedragen ivm de betreffende overeenkomsten, aldus mr. Obbeek in punt 82 van zijn dagvaarding. GMW Advocaten betwist dit en stelt dat slechts EUR 85.400,-- zag op de STEPP II. TDSL had 427 STEPP II apparaten gekocht voor het bedrag van circa EUR 200,-- per stuk. Dat komt neer op EUR 85.400,-- in totaal. Alle vorderingen die betrekking hebben op de STEPP I kunnen alleen al niet worden toegewezen, omdat Texim deze niet aan TDSL had geleverd, aldus samengevat het relevante verweer van mr. Riazy in haar conclusie.
4.21
Deze in omvang omstreden vordering van € 215.125,11 in hoofdsom is door mr. Obbeek na de dagvaarding en na dit verweer alsnog wel enigszins - maar inhoudelijk nog steeds zeer mager - onderbouwd met zijn productie E35. Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat voor deze schadepost een bedrag van € 79.050,- in hoofdsom toewijsbaar is, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
4.22
Daartoe overweegt de rechtbank dat onvoldoende concreet gesteld of met bewijsstukken is onderbouwd de ook uit zijn productie E35 blijkende stelling van mr. Obbeek dat het om meer overeenkomsten zou gaan dan alleen de in alle processtukken van [advocaat] in de procedure te Almelo destijds aan de orde zijnde ene overeenkomst tussen TDSL en Texim van eind maart / begin april 2006 met betrekking tot 1000 STEPP II kastjes, waarvan er 525 al waren geleverd en daarvan 425 al betaald, en 475 nog niet geleverd en niet betaald. Mr. Riazy stelt weliswaar op dit geschilpunt niet 425 maar 427 al door Texim geleverde en door TDSL al betaalde STEPP II kastjes, maar dat verschil van twee kastjes betreft kennelijk de twee zogenoemde MAMBO 55 kastjes, die naast de 30 STEPP II kastjes zijn vermeld op de factuur van Texim aan TDSL van 27 september 2006. Zie daartoe nader productie 7 (dat zijn alle zeven onderhavige facturen van Texim aan TDSL) bij de dagvaarding van 16 november 2007 (productie G1). Dit getal van 427 / 425 vindt ook bevestiging in al die aldus geproduceerde zeven facturen van Texim aan TDSL en voorts in de brief van TDSL aan Texim van 15 januari 2007 (productie G5), waarin TDSL zelf ook stelt dat zij op dat moment 427 (- 2 = 425) STEPP II GPRS-systemen van Texim heeft gekocht (en betaald). Gelet op de inhoud van die zeven facturen van Texim is een prijs van niet € 200,- maar € 186,- exclusief BTW per geleverd STEPP II kastje door TDSL aan Texim betaald. BTW is in dit verband geen schade voor TDSL, hetgeen in de vorderingen en in productie E35 van TDSL ook wordt miskend. Dat brengt de rechtbank tot het eindoordeel dat op dit geschilpunt in hoofdsom toewijsbaar is als schadevergoeding voor de onderhavige twee samenhangende beroepsfouten (425 betaalde STEPP II kastjes x € 186,- =) € 79.050,- in hoofdsom. Het door TDSL meer gevorderde maar door GMW Advocaten gemotiveerd betwiste bedrag van in totaal € 215.125,11 in hoofdsom zal de rechtbank alles afwegende afwijzen wegens onvoldoende onderbouwing daarvan door TDSL.
(…)”
2.3.
Het verzoek van TDSL aan de rechtbank om het vonnis op grond van artikel 31 Rv te herstellen, in die zin dat GMW alsnog zal worden veroordeeld tot betaling aan TDSL van een bedrag van € 182.893,37 in plaats van € 79.050,-, is door de rechtbank afgewezen omdat er volgens haar geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
2.4.
TDSL heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

3.Het geschil

3.1.
TDSL vordert, na vermindering van eis ter zitting, GMW te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan TDSL bij wijze van (aanvullend) voorschot op schadevergoeding een bedrag van € 84.252,62 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2008 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van GMW in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert TDSL – samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte de stellingen van GMW in verband met de omvang van de schade gevolgd en heeft ten onrechte overwogen dat TDSL slechts 427 van de betreffende zaken van haar leverancier heeft afgenomen en betaald. TDSL heeft immers 812 stuks gekocht en betaald. Dat was voor GMW ook volledig kenbaar, omdat TDLS in de procedure bij de rechtbank alle ontvangen en betaalde facturen in het geding heeft gebracht. GMW heeft dit ook erkend. GMW heeft de rechtbank in de procedure dan ook tegen beter weten onjuist voorgelicht en een evident onjuist standpunt ingenomen. Nu bij de voorbereiding van dit kort geding is gebleken dat de betaling van drie facturen niet meer te traceren is en dat twee facturen toch niet zijn betaald, bedraagt de totale vordering van TDSL ter zake van de betaalde aankoopsommen STEPP II’s inclusief specifieke toebehoren € 163.302,62 exclusief btw in plaats van € 182.893,37 exclusief btw (€ 217.643,11 inclusief btw). De vordering is dan ook verminderd van € 103.843,37 naar € 84.252,62 (€ 163.302,62 minus het reeds toegewezen bedrag van € 79.050,-). Deze duidelijke omissie dient door de voorzieningenrechter te worden hersteld. TDSL heeft daar recht op en een spoedeisend belang bij.
3.3.
GMW voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
4.2.
Wat betreft de aannemelijkheid van de vordering heeft te gelden dat in dit geval de bodemrechter al heeft geoordeeld en de vordering van TDSL op dit punt heeft afgewezen. Dit oordeel dient door de voorzieningenrechter tot uitgangspunt te worden genomen. Dat er klaarblijkelijk sprake is van een misslag in dit oordeel kan niet worden aangenomen. De rechtbank heeft haar oordeel, rekening houdend met het verweer van GMW en de (volgens de rechtbank inhoudelijk zeer magere) onderbouwing van de omvang van de vordering van TDSL, begrijpelijk gemotiveerd. De voorzieningenrechter dient zich te onthouden van het geven van een inhoudelijk oordeel over de juistheid van dit vonnis dan wel van het geven van een prognose van de uitkomst van het hoger beroep. Deze procedure leent zich immers niet voor een verkapt appel.
4.3.
Daar komt nog bij dat van een spoedeisend belang van TDSL bij toewijzing van het gevorderde niet is gebleken. TDSL heeft enkel gesteld dat hiervan sprake is, maar niet waarom hiervan sprake is. Zij heeft ook na de gemotiveerde betwisting hiervan door GMW nagelaten haar stelling nader te onderbouwen. Dat had wel op haar weg gelegen, met name nu zij naar eigen zeggen al bijna tien jaar wacht op compensatie en nu zij er zelf voor heeft gekozen om GMW zonder grieven te dagvaarden tegen 7 juni 2016, terwijl het vonnis op 6 januari 2016 is gewezen (zoals GMW heeft gesteld en TDSL niet heeft weersproken).
4.4.
Dat er voorts volgens GMW nog sprake is van een restitutierisico, hetgeen zij ook nader heeft onderbouwd en waartegenover TDSL slechts de bereidheid heeft uitgesproken om een bankgarantie te stellen, behoeft geen nadere bespreking meer. Reeds gelet op het vorenstaande is niet voldaan aan de onder 4.1 geformuleerde strikte norm voor toewijzing van een geldvordering in kort geding.
4.5.
Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen en TDSL zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt TDSL in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van GMW begroot op € 4.719,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 3.903,- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2016.