In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen LAROZI B.V. en NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. LAROZI, een apotheek gevestigd in Zwijndrecht, vorderde een voorschot van € 202.052,37 op de schadevergoeding na een brand die op 4 februari 2016 in de apotheek had plaatsgevonden. De brand had aanzienlijke schade veroorzaakt, maar NN betwistte de verplichting om een voorschot te verstrekken, onder andere omdat zij nog niet over alle noodzakelijke gegevens beschikte om de schadevergoeding te kunnen beoordelen.
De rechtbank oordeelde dat LAROZI niet had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering. NN had gemotiveerd aangevoerd dat er nog diverse onderzoeken en gesprekken moesten plaatsvinden voordat zij kon besluiten over de schadevergoeding. De rechtbank benadrukte dat bij geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden is en dat niet alleen het bestaan van de vordering aannemelijk moet zijn, maar ook dat er feiten of omstandigheden zijn die een onmiddellijke voorziening vereisen.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat NN niet verplicht was om een voorschot te verstrekken, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor een schadevergoeding. De vordering van LAROZI werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van NN, die op € 4.719,-- werden begroot. Dit vonnis onderstreept het belang van het aanleveren van volledige en juiste informatie bij het aanvragen van verzekeringen en de gevolgen van eventuele onjuistheden.