Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 496,- (vierhonderdzesennegentig euro), te betalen aan eiser.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritrese eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had op 10 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening III. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.
Tijdens de zitting op 21 april 2016 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen het bestreden besluit toegelicht. Eiser betwistte dat Italië verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn asielaanvraag, omdat hij nooit een asielaanvraag in Italië had ingediend en er geen vingerafdrukken van hem waren afgenomen in Italië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom Italië verantwoordelijk was, vooral omdat de claim op Italië was gebaseerd op een brief van Zwitserland die niet voldoende onderbouwd was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser gegrond was en heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen en heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.