In deze zaak hebben eisers, wonende nabij een nieuw aangelegde hoogspanningslijn, een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade. Dit verzoek werd afgewezen door de minister van Economische Zaken, die zich baseerde op een advies van een extern adviesbureau. Eisers stelden dat de aanleg van de hoogspanningslijn hun woningwaarde negatief beïnvloedde en dat zij zicht- en geluidshinder ondervonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het advies van het adviesbureau zorgvuldig was en dat er geen sprake was van een planologisch nadeel voor eisers. De rechtbank oordeelde dat de afstand van de woning tot de hoogspanningslijn en de tussenliggende bebouwing ervoor zorgden dat de hinder niet significant was. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de beoordeling van planschade gebaseerd moet zijn op objectieve criteria en niet op subjectieve ervaringen van de eisers. De rechtbank concludeerde dat de minister het advies van het adviesbureau terecht had gevolgd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.