ECLI:NL:RBDHA:2016:4582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
09/755065-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van PGB-fraude en witwassen

In de zaak van de verdachte, die werd beschuldigd van PGB-fraude en witwassen, heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, waaronder valsheid in geschrift en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de valsheid in geschrift, die zou zijn gepleegd in het bedrijf van zijn ex-partner, [medeverdachte]. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen tegen de verdachte. De verdachte had weliswaar enige betrokkenheid bij de administratie van het bedrijf, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat hij samen met [medeverdachte] opzettelijk valsheid in geschrift had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte ook vrij van het ten laste gelegde witwassen, omdat er geen bewijs was dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank benadrukte dat er ook legale inkomsten waren in het bedrijf van [medeverdachte]. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. A.M.A. Beckers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755065-10
Datum uitspraak: 26 april 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 en 12 april 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2008 t/m 31 december 2009 te Leiden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
(een) urenregistratieformulier(en) (urenstaten) en/of (een) factu(u)r(en) en/of (een) kwitantie(s) en/of een (digitaal) overzicht Urenverantwoording
waaronder (ondermeer)
A. (zaaksdossier PGB-6 [cliënt 1] )
- meerdere, althans één of meer urenregistratieformulier(en) betreffende de
periode juli 2008 tot en met mei 2009 (p.3819 t/m 3837) en/of
- meerdere, althans één of meer factu(u)r(en) betreffende de periode mei 2008
t/m mei 2009 (p.3710 t/m 3722) en/of
- meerdere, althans één of meer kwitantie(s)/kasbewij(s/zen) betreffende de
periode 17 juni 2008 tot en met 3 januari 2009 (p.3761 t/m 3768) en/of
- een (digitaal) overzicht urenverantwoording (p.93 t/m 112)
en/of
B. (zaaksdossier PGB-13 [cliënt 2] )
- meerdere, althans één of meer urenregistratieformulier(en) betreffende de
periode juli 2008 t/m april 2009 (p.5024 t/m p.5033) en/of
- een (digitaal) overzicht urenverantwoording (p.93 t/m 112)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid, -zakelijk weergegeven-
met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6) en/of [cliënt 2] (zaaksdossier PGB-13)
- ( op) voornoemd(e) urenregistratieformulier(en) (urenstaten)
* (zorg)uren verantwoord en/of laten verantwoorden, terwijl deze (zorg)uren
in zijn geheel niet hebben plaatsgevonden en/of zijn verleend en/of
* meer (uren aan) zorg aangegeven dan er daadwerkelijk waren verleend en/of
* ingevuld (met een daarop vooraf geplaatste en/of gekopieerde handtekening)
als ware die/dat formulier(en) na invullen voor akkoord zijn/is getekend,
danwel daarop een (valse) handtekening geplaatst en/of laten plaatsen en/of
* ingevuld (met een daarop vooraf geplaatste en/of gekopieerde handtekening)
als ware die/dat formulier(en) na invullen voor akkoord zijn/is getekend,
danwel daarop een (valse) handtekening geplaatst en/of laten plaatsen
en/of
met betrekking tot de cliënt [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6)
- op voornoemde factu(u)r(en)
* een (hoger) aantal uren aan verleende zorg en/of een onjuist(e) (te hoog)
uurtarief/geldbedrag(en) vermeld en/of laten vermelden dan waarop hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) recht had(den), danwel dat daadwerkelijk
aan aantal uren zorg aan die [cliënt 1] was verleend
en/of
met betrekking tot de cliënt [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6)
- op voornoemde kwitantie(s)/kasbewijs(zen)
* vermeld en/of laten vermelden dat er een of meer geldbedrag(en) contant
door verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren ontvangen voor geleverde
zorg(uren), terwijl in het geheel geen contant(e) bedrag(en) door
verdachte was/waren ontvangen, althans (een) lager(e) contante
geldbedrag(en) door verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren
ontvangen
en/of
met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6) en/of [cliënt 2] (zaaksdossier PGB-13)
- op voornoemd (digitaal) overzicht urenverantwoording
* (zorg)uren en/of (zorg)tarieven verantwoord en/of laten verantwoorden,
terwijl geen zorg was verleend en/of
* meer (zorg)uren aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend en/of
* een of meer zorgverlener(s)/personen en/of namen van zorgverlener(s)
vermeld met daarbij beschreven de hoeveelheid door die
zorgvelener(s)/personen uren verleende zorg, terwijl die genoemde
zorgverlener(s) en/of personen in het geheel geen, althans minder uren
zorg heeft/hebben verleend
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of (door anderen) doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2008 t/m 31 december 2009 te Leiden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen of laten maken van het/de hierna te noemen geschrift(en) als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of (telkens) opzettelijk het/de hierna te noemen geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd, althans doen of laten afleveren en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
te weten
A.(zaaksdossier PGB-6 [cliënt 1] )
- meerdere, althans één of meer urenregistratieformulier(en) betreffende de
periode juli 2008 tot en met mei 2009 (p.3819 t/m 3837) en/of
- meerdere, althans een of meer factu(u)r(en) betreffen de periode mei 2008
t/m mei 2009 (p.3710 t/m 3722) en/of
- meerdere, althans één of meer kwitantie(s)/kasbewij(s/zen) betreffende de
periode 17 juni 2008 tot en met 3 januari 2009 (p.3761 t/m 3768)
- een (digitaal) overzicht urenverantwoording (p.93 t/m 112)
B. (zaaksdossier PGB-13 [cliënt 2] )
- meerdere, althans één of meer urenregistratieformulier(en) betreffende de
periode juli 2008 t/m april 2009 (p.5024 t/m p.5033) en/of
- een (digitaal) overzicht urenverantwoording (p.93 t/m 112)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6) en/of [cliënt 2] (zaaksdossier PGB-13)
- ( op) voornoemd(e) urenregistratieformulier(en) (urenstaten)
* (zorg)uren is/zijn verantwoord en/of laten verantwoorden, terwijl
deze (zorg)uren in zijn geheel niet hebben plaatsgevonden en/of zijn
verleend en/of
* meer (uren aan) zorg is/zijn aangegeven dan er daadwerkelijk waren
verleend en/of
* is/zijn ingevuld (met een daarop vooraf geplaatste en/of
gekopieerde handtekening) als ware dit formulier na invullen voor akkoord
zijn/is getekend, danwel daarop een (valse) handtekening geplaatst en/of
laten plaatsen en/of
* is/zijn ingevuld (met een daarop vooraf geplaatste en/of gekopieerde
handtekening) als ware dit formulier na invullen voor akkoord zijn/is
getekend, danwel daarop een (valse) handtekening geplaatst en/of laten plaatsen
en/of
met betrekking tot de cliënt [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6)
- op voornoemde factu(u)r(en)
* een (hoger) aantal uren aan verleende zorg en/of een onjuist(e) (te hoog)
uurtarief/geldbedrag(en) is/zijn vermeld dan waarop hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) recht had(den), danwel dat daadwerkelijk aan aantal uren
zorg aan die [cliënt 1] was verleend
en/of
met betrekking tot de cliënt(en) [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6)
- op voornoemde kwitantie(s)/kasbewijs(zen)
* is vermeld dat er een of meer geldbedrag(en) contant door verdachte
was/waren ontvangen voor geleverde zorg(uren), terwijl in het geheel geen
contant(e) bedrag(en) door verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren
ontvangen, althans (een) lager(e) contante geldbedrag(en) door verdachte
en/of zijn mededader(s) was/waren ontvangen
en/of
met betrekking tot cliënt(en) [cliënt 1] (zaaksdossier PGB-6) en/of [cliënt 2] (zaaksdossier 13)
- op voornoemd (digitaal) overzicht Urenverantwoording
* (zorg)uren en/of (zorg)tarieven is/zijn verantwoord en/of terwijl geen zorg was verleend en/of
* meer (zorg)uren is/zijn aangegeven dan er daadwerkelijk was/waren verleend en/of
* een of meer zorgverlener(s)/personen en/of namen van zorgverlener(s)
is/zijn vermeld met daarbij beschreven de hoeveelheid door die
zorgvelener(s)/personen uren verleende zorg, terwijl die genoemde
zorgverlener(s) en/of personen in het geheel geen, althans minder uren
zorg heeft/hebben verleend
bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken en/of dat opzettelijk voorhanden hebben en/of dat opzettelijk afleveren, althans doen of laten afleveren, hieruit dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) (telkens) opzettelijk voornoemd(e) geschrift(en) heeft/hebben overhandigd en/of opgestuurd en/of ingezonden, althans laten overhandigen en/of opsturen en/of inzenden aan Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorg en Zekerheid u.a. althans aan een derde, teneinde de aan de bovengenoemde
PGB-houders toekomende PGB-uitkeringen te ontvangen en/of de reeds aan die PGB-houders toegekende PGB-uitkeringen te verantwoorden, en/of voornoemd(e) geschrift(en) opgenomen in zijn administratie en/of de administratie van [medeverdachte] Zorg en Dienstverlening;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2008 t/m 7 mei 2010 te Leiden en/of elders in Nederland en/of Marokko, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,meermalen, althans eenmaal (telkens)
schuldig heeft gemaakt aan het plegen van witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
meermalen/eenmaal (telkens) een of meer geldbedrag(en) bestaande (onder meer)uit:
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 52.736,- euro (bijlage 4 van het ontnemingsdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 70.269,- euro (bijlage 4 van het ontnemingdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 18.250,- euro (bijlage 1 van het witwasdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 26.500,- euro (bijlage 2 van het witwasdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 13.800,- euro (160.000 Marokkaanse Dirhams) (bijlage 4 van het witwasdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 12.800,- euro (150.022 Marokkaanse Dirhams) (bijlage 4 van het witwasdossier) en/of
- een of meer geldbedragen van in totaal ongeveer 9.850,- euro (bijlage 5 van het witwasdossier),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedragen en/of goederen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of die ander(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig(e) voorwerp(en) betrof(fen);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverweging

3.1
Inleiding
Verdachte is in de periode 2008-2010 werkzaam geweest bij [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), zijnde het bedrijf van zijn ex-partner, tevens medeverdachte [medeverdachte] . Dit bedrijf was werkzaam in de zorg voor ouderen en gehandicapten en had diverse klanten met een Persoonsgebonden budget (hierna: PGB).
Bij een reguliere controle van Zorg en Zekerheid (hierna: zorgkantoor) in 2009 zijn onregelmatigheden geconstateerd bij de urenverantwoording van drie PGB-houders, naaste familie van [medeverdachte] , die allen klant waren bij [bedrijf] . Daarnaast zijn er bij het zorgkantoor ook twee meldingen binnengekomen van PGB-houders die bij [bedrijf] zorg hadden ingekocht. Deze zorg was naar mening van deze PGB-houders niet geleverd of schoot kwalitatief te kort. Eén van de twee PGB-houders heeft hiervan ook aangifte gedaan.
De onregelmatigheden bij de drie familieleden en de twee klachten waren voor het zorgkantoor aanleiding om een onderzoek te starten naar negentien andere verzekerden van wie bij het zorgkantoor bekend was dat zij hun zorg vanaf 2008 bij [bedrijf] hadden ingekocht. Op 7 juli 2009 zijn bij [medeverdachte] alle stukken opgevraagd die betrekking hadden op de ingekochte zorg. Zij heeft vervolgens urenstaten, facturen, betaalbewijzen, papieren en digitale overzichten van geleverde zorg en diverse overeenkomsten aangeleverd bij het zorgkantoor. Het zorgkantoor heeft na onderzoek van deze stukken aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. Het onderzoek dat de politie naar aanleiding van deze aangifte heeft verricht is bekend komen te staan als 169ZILVER. In dit onderzoek is ook verdachte gehoord over zijn betrokkenheid bij het bedrijf van zijn vrouw en zijn wetenschap ten aanzien van aangetroffen onregelmatigheden in de (financiële) administratie.
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of de verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten –bestaande uit valsheid in geschrift met betrekking tot een tweetal PGB-houders, [cliënt 1] en [cliënt 2] , en het witwassen van geldbedragen– schuldig heeft gemaakt.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zowel feit 1 als feit 2 (deels) wettig en overtuigend bewezen zal achten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een aanzienlijke rol had bij het voeren van de administratie van het bedrijf en zo wetenschap had van de valsheid in geschrift en daarbij ook een actieve rol heeft gehad. De vele stortingen op zijn rekening en het omwisselen van het contant geld kunnen voorts niet zonder zijn wetenschap zijn gebeurd, aldus de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt niet intensief heeft samengewerkt met zijn ex-partner, en haar verklaringen over zijn rol in dit dossier onbetrouwbaar zijn.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1: Valsheid in geschrifte
De rechtbank zal de verdachte van de onder feit 1 primair tenlastegelegde valsheid in geschrifte vrijspreken, nu uit het dossier onvoldoende bewijs volgt voor betrokkenheid van de verdachte bij het valselijk (doen) opmaken of gebruiken van de in de tenlastelegging genoemde stukken.
Dat die stukken - urenstaten, facturen, kasbewijzen, overzichten - valselijk zijn opgemaakt staat, gelet op de verklaringen die de betrokken PGB-houders daarover hebben afgelegd, wel vast. De valsheid begint bij beide PGB-houders ermee dat er urenbriefjes zijn opgemaakt waaruit volgt dat verdachte zorg heeft verleend aan deze PGB-houders, terwijl dat niet is gebeurd.
Verdachte heeft, geconfronteerd met deze urenbriefjes, zelf ook verklaard dat deze niet kloppen. Hij heeft daarbij echter verklaard dat niet hij, maar zijn ex-partner [medeverdachte] deze stukken heeft opgemaakt en daarop zijn handtekening heeft nagemaakt. Desgevraagd heeft hij daarover gezegd dat zijn vrouw zijn handtekening vaker namaakte, maar dat hij daar geen problemen mee had omdat hij zijn vrouw vertrouwde. Van de genoemde valse stukken was hij echter niet op hoogte, aldus verdachte. Hij heeft wel bij haar in het bedrijf gewerkt als zorgverlener, maar bemoeide zich niet met de administratie.
De meest belastende verklaring tegen verdachte is de verklaring van zijn ex-partner, [medeverdachte] . Zij heeft zich bij de politie beroepen op haar zwijgrecht, maar in een later stadium van het onderzoek een schriftelijke verklaring afgelegd waarin ze, samengevat, heeft uiteengezet dat verdachte degene was die het hele administratieve gedeelte van het bedrijf voor zijn rekening nam en tegen haar wil in valsheid in geschrifte pleegde. Verdachte zou volgens haar ook over de bankpassen en bankgegevens van de PGB-houders hebben beschikt, en in overleg met de betrokken PGB-houders, die wel geld maar geen zorg wilden, valse stukken hebben opgemaakt om het ontvangen geld naar het Zorgkantoor te verantwoorden.
De rechtbank stelt vast dat deze verklaring van [medeverdachte] geen bevestiging vindt in de verklaringen van andere getuigen over de gang van zaken binnen [bedrijf] .
Getuige [getuige 1] , eigenaar van een zorgbedrijf in Amsterdam dat heeft samengewerkt met [bedrijf] , kent verdachte als de partner van [medeverdachte] . Zij huurde hem soms in om cliënten te begeleiden in de dagbesteding. Zij heeft verklaard dat [medeverdachte] verpleegkundige was en de enige was die alles deed. Er waren wel mensen bij [bedrijf] betrokken, maar volgens haar regelde [medeverdachte] alles als enige. Ze denkt dat verdachte er meer was als de man van [medeverdachte] en niet als zorgverlener. Ze sprak met hem nooit over [bedrijf] . [getuige 1] weet wel dat verdachte dingen deed voor klanten van [medeverdachte] , en als [medeverdachte] bij haar kwam om te praten, bijvoorbeeld over een brief van het Zorgkantoor, dan zat verdachte er wel bij, maar [medeverdachte] was degene die de administratie zou moeten doen. Volgens [getuige 1] nam [medeverdachte] de beslissingen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte] rond april 2009 is benaderd om haar administratie op orde te maken. Hij heeft alle stukken/data van haar gekregen. Het was voor hem duidelijk dat zij de administratie alleen deed. Hij heeft wel met verdachte gesproken over de administratie. Verdachte zei al snel dat het te moeilijk was voor hem, aldus [getuige 2] . Deze getuige heeft daarnaast ook verklaard dat verdachte mee heeft geholpen met op volgorde leggen van bonnetjes op zijn kantoor, samen met een aantal nichtjes van [medeverdachte] . Verdachte heeft, hiermee ter terechtzitting geconfronteerd, verklaard dat hij daar een aantal keren bij is geweest toen familieleden van [medeverdachte] met de administratie bezig waren omdat dit in de avond was en het ging om nichtjes van 14 jaar, waar hij dan op moest passen terwijl ze daar aan het werk waren.
Voorts hebben een aantal getuigen die in het bedrijf hebben gewerkt als zorgverlener verklaard over wat zij hebben gezien van de rol van verdachte in het bedrijf.
[getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard te hebben gezien dat verdachte af en toe een beetje de administratie deed. [getuige 5] beschrijft zijn rol als achtervang voor zijn vrouw, welke rol bestond in het verlenen van hand- en spandiensten, zoals het bemannen van de telefooncentrale als zij er niet was. Zakelijk gezien had hij er volgens haar niets mee te maken. [getuige 6] , een toenmalig buurvrouw van verdachte en [medeverdachte] die ook actief was als zorgverlener voor het bedrijf, heeft verklaard verdachte wel in het bedrijf gezien te hebben, maar weinig. Ze zag hem een keer bij het installeren van een oven, toen ze net waren begonnen. [getuige 7] , die tien maanden gedurende meerdere dagen per week stage heeft gelopen, heeft verklaard dat verdachte wel eens langs kwam, minder dan elke dag. Hij zat dan achter het bureau in het kantoortje, zij weet niet wat hij daar deed. Ze sprak met hem over koetjes en kalfjes, of ze het leuk vond op stage. Ook heeft hij wel eens gevraagd of ze een stagevergoeding kreeg van [medeverdachte] . Zij denkt dat hij daarna met [medeverdachte] heeft gesproken en dat ze toen een vergoeding kreeg van 50 euro per maand.
[getuige 8] ten slotte, die een jaar stage heeft gelopen bij [bedrijf] , verklaart dat verdachte wel eens op het bedrijf kwam, zij weet niet meer hoe vaak. Hij kwam binnen, maakte een praatje en bracht wel eens een cliënt naar huis. Zij heeft naast haar stage administratief werk gedaan in de avonden, toen het een beetje een puinhoop werd. Zij hielp [medeverdachte] dan met het kopiëren van bonnetjes en het op orde leggen en zorgen dat ze kloppen op datum. Zij heeft ook wel eens bonnen ingevoerd bij ene Mark op zijn kantoor in Leiden. [medeverdachte] had haar gevraagd om dit te doen. Volgens haar heeft [medeverdachte] haar verteld dat daarvoor iemand anders het gedaan, een neef van [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat uit genoemde getuigenverklaringen niet kan worden afgeleid dat verdachte een rol in het bedrijf heeft gehad zoals die hem door [medeverdachte] wordt toebedeeld, zijnde degene die deze fraude buiten haar om en tegen haar wil heeft gepleegd en de stukken daartoe heeft opgemaakt of doen opmaken. Deze verklaring van [medeverdachte] acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
Hoewel er getuigen zijn die verklaren dat verdachte wel iets aan de administratie heeft gedaan, kan de rechtbank daaraan ook niet het bewijs ontlenen dat hij samen met [medeverdachte] bewust en nauw heeft samengewerkt bij het plegen van valsheid in geschrifte. De verklaringen zijn daarvoor te algemeen. In geen van de verklaringen komt naar voren dat verdachte zich actief bemoeide met de bedrijfsvoering of met de wijze waarop door anderen de administratie is uitgevoerd.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde gebruik maken van valse stukken, nu ook daarvoor het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Feit 2: Witwassen
Ten aanzien van het ten laste gelegde witwassen overweegt de rechtbank dat uit de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde volgt dat naar het oordeel van de rechtbank de verdachte geen strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de fraude met PGB-documenten die gepleegd werd in het bedrijf van zijn ex-partner [medeverdachte] . De rechtbank heeft zijn ex-partner bij vonnis van heden wel veroordeeld voor deze valsheid in geschrifte, alsmede voor verduistering van PGB-gelden en het witwassen van met deze misdrijven verkregen gelden.
De rechtbank dient, nu verdachte tevens in dit bedrijf werkzaam was en met zijn ex-partner ten tijde van deze strafbare feiten een gezamenlijk huishouden voerde, te onderzoeken of hij zich heeft schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van witwassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn werkzaamheden in dit bedrijf, voornamelijk het vervoeren van cliënten, door zijn ex-partner per bank werd uitbetaald op zijn eigen bankrekening. Als ze op vakantie gingen naar Marokko nam hij contant geld mee dat hij in Marokko wisselde voor Dirhams en dan op zijn Marokkaanse bankrekening stortte en er vervolgens in Marokko mee betaalde. Hij heeft verklaard niet geweten te hebben wat zijn vrouw verdiende met het bedrijf. Zij hield alles over haar bankrekeningen stil. In haar bankafschriften had hij geen inzage, deze werden bezorgd op het adres van haar ouders.
De officier van justitie heeft er op gewezen dat verdachte wel wetenschap heeft gehad over de criminele herkomst, onder andere vanwege de rol die de officier verdachte heeft toegedicht in de valsheid in geschrifte, en gelet op verdachtes verklaring dat hij van zijn ex-partner geld van zijn rekening moest halen om te voorkomen dat dit in beslag zou worden genomen. Verdachte heeft dit inderdaad verklaard, maar de rechtbank leest deze verklaring aldus (p. 3245 bovenaan) dat dit gaat over ná het moment waarop de politie hun huis had doorzocht en daar contant geld in beslag had genomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij pas sinds die dag doorkreeg dat hetgeen wat zijn vrouw deed niet klopte.
De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte eerder geweten moet hebben van de frauduleuze praktijken in het bedrijf van zijn vrouw en het geld dat daarmee verdiend werd. De rechtbank acht in dit verband ook van belang dat in dat bedrijf ook op legale wijze geld werd verdiend door het verlenen van zorg aan een groot (en snel groeiend) aantal cliënten, onder andere door verdachte zelf. Derhalve kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte geld voorhanden heeft gehad, omgewisseld en overgemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank zal de verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Beckers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2016.