Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
4.1 De vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw is aan eiseres opgelegd op 18 februari 2016. De in artikel 94, eerste lid, Vw gestelde termijn eindigde daarom op 18 maart 2016. Nu eiseres niet voordien zelf beroep heeft ingesteld, heeft verweerder ten onrechte niet binnen de daarvoor gestelde termijn de rechtbank een kennisgeving gezonden als bedoeld in artikel 94, eerste lid, Vw. Dat leidt op de dag waarop de aldus gestelde termijn eindigt tot strijdigheid van de maatregel met die bepaling (zie de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT6202)). Derhalve is de vrijheidsontnemende maatregel in elk geval onrechtmatig vanaf 18 maart 2016.
De beroepsgrond slaagt niet.
De beroepsgrond slaagt niet.
€ 2.000,- (25 dagen verblijf in het JCS en het Detentiecentrum [plaats] ). De griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, betaalt op grond van artikel 93 Wetboek van Strafvordering het bedrag van de vergoeding uit.
Beslissing
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel, gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van heden;
- draagt verweerder op € 2.000,- als schadevergoeding aan eiseres te betalen;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit tot toegangsweigering, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 992,- te betalen.