3.2.Ten aanzien van het rapport van de EASO overweegt de rechtbank dat uit het 'Afghanistan annual report 2015: protection of civilians in armed conflict' van United Nations Assistance Mission in Afghanistan van februari 2016 blijkt dat de meeste burgerslachtoffers vallen ten gevolge van grondgevechten en dat slechts een beperkt aantal daarvan in West-Irak, waarin Herat is gelegen, is gevallen. Derhalve is niet gebleken dat zich in Herat een situatie voordoet als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn en is het EASO‑rapport geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen op grond van artikel 31, in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) als kennelijk ongegrond afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de door eiser gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig is en dat hij derhalve niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deswege in Afghanistan een reëel risico op vervolging dan wel een onmenselijke behandeling loopt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat eiser een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, niet-ontvankelijk is verklaard.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan zijn standpunt dat de door eiser gestelde geaardheid ongeloofwaardig is ten grondslag heeft gelegd dat eisers verklaringen in eerdere procedures ongeloofwaardig zijn geacht. In die procedures speelden andere elementen een rol, zoals het ontbreken van documenten. Voorts heeft verweerder hem ten onrechte tegengeworpen dat hij niet eerder heeft verklaard over zijn geaardheid. Zijn geaardheid werd pas een probleem toen hij door [persoon A], een andere Afghaan, werd betrapt en zijn familie in Afghanistan van zijn geaardheid op te hoogte raakte. Het niet eerder verklaren over zijn geaardheid mag verweerder hem volgens het arrest van het Hof van Justitie van 2 december 2014, zaak nrs. C‑148/13, C‑149/13 en C-150/13, A, B en C (het arrest A, B en C) sowieso niet tegenwerpen. Verder blijkt uit zijn verklaringen wel degelijk dat sprake is geweest van een proces naar zelfacceptatie. Zo heeft hij verklaard over de tegenstrijdigheid van zijn gevoelens, zijn angsten en zijn uiteindelijke acceptatie. Dit proces heeft zich in Nederland voortgezet. Daarbij is van belang dat hij blijmoedig en optimistisch is en dat hij door in asielzoekerscentrum Crailo af te spreken met een homoseksuele relatie weliswaar een risico op ontdekking nam, maar dat hij niet had verwacht dat dit risico zich zou verwezenlijken. Datzelfde geldt voor de ontdekking van zijn geaardheid door [persoon A], toen hij werd betrapt op het moment dat hij zich uitkleedde voor een Skype-gesprek met [persoon B]. Ten aanzien van zijn verklaringen over zijn relatie met [persoon B] wijst eiser erop dat hij zich niet alle precieze data kan herinneren en dat een oorzaak voor de tegenstrijdigheid in zijn verklaringen en die van [persoon B] over het beginpunt van hun relatie kan zijn dat zij daarvoor beiden een ander moment beschouwen. Daarnaast bevreemdt het niet dat hij niet weet hoeveel eerdere relaties [persoon B] heeft gehad, nu [persoon B] moeite had zijn homoseksuele gevoelens te uiten. Verweerder stelt dan ook ten onrechte dat tussen hem en [persoon B] geen sprake is van een intieme en nauwe relatie. Eiser voert voorts aan dat verweerder, gelet op het arrest A, B en C, meer had moeten doorvragen indien verweerder hem tegenwerpt dat hij te summier heeft verklaard.
6. Verweerder voert gemotiveerd verweer.
7. Volgens IND Werkinstructie 2015/9 (de Werkinstructie) is het uitdrukkelijk niet de bedoeling om een eenduidig sjabloon beschikbaar te stellen waarmee de seksuele gerichtheid getoetst kan worden. In iedere zaak moet een individuele afweging plaatsvinden van wat relevant is.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen (o.a. bewustwording en zelfacceptatie) van de vreemdeling met betrekking tot zijn/haar seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.
De IND hanteert bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid niet als uitgangspunt dat er in alle gevallen een interne worsteling moet hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn LHBT-gerichtheid heeft geaccepteerd. Echter, wel mag verwacht worden dat bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men LHBT-gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, sprake zal zijn van een proces van bewustwording. Daarbij zal de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld zien wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij verwacht/verlangt. Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de LHBT-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling stelt daarmee te zijn omgegaan. Deze elementen wegen zwaarder als de vreemdeling uit een land afkomstig is waar LHBT-gerichtheid niet geaccepteerd wordt.