4.3De beoordeling van de tenlastelegging
Op 14 augustus 2014 heeft [aangever] (manager rijvaardigheid bij het CBR) aangifte gedaan van valsheid in geschrift en/of oplichting, tegen verdachte (examinator van het CBR). [aangever] heeft hierbij verklaard dat het CBR hem ervan verdacht dat hij examenkandidaten liet slagen tegen betaling van een flink geldbedrag, terwijl zij in het geheel niet waren komen opdagen dan wel onvoldoende scoorden tijdens het examen. Bij het CBR waren hierover twee anonieme meldingen binnengekomen.
Uit onderzoek naar de slagingspercentages is gebleken dat verdachte in de jaren 2012-2014 een slagingspercentage van tussen de 33,56% en de 37,14% had, terwijl het landelijk gemiddelde rond de 37% lag. Onderzoek naar verdachte rijscholen ( [rijschool 1] , [rijschool 2] , [rijschool 3] en [rijschool 4] ), heeft uitgewezen dat de verdachte bij die rijscholen een slagingspercentage had van gemiddeld boven de 70% per rijschool .
Op 3 oktober 2014 is verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij geld heeft aangenomen om examenkandidaten te laten slagen van de rijscholen [rijschool 4] , [rijschool 1] , [rijschool 5] , [rijschool 3] , [rijschool 2] en van [rijschool 6] . Het aantal kandidaten dat verdachte onterecht heeft laten slagen bedraagt volgens verdachte ongeveer 70 kandidaten.
Verdachte heeft met [medeverdachte 1] besproken dat hij € 500,- zou krijgen voor een B-NO (nader onderzoek) examen en dat hij € 750,- zou krijgen voor een B-FA (faalangst) examen. Verdachte heeft verklaard dat kandidaten die voor het slagen betaalden altijd wel daadwerkelijk zijn afgereden.Verdachte heeft in dit verband ook ter zitting met klem ontkend kandidaten te hebben laten slagen zonder dat zij waren komen opdagen voor het examen. Ook heeft verdachte ontkend dat hij kandidaten in een auto met automaat liet afrijden zonder dit te melden aan het CBR.
Over de werkwijze heeft verdachte verklaard dat hij in de agenda kon kijken waar hij examens zou afnemen; die informatie speelde hij vervolgens door naar de betrokken rijscholen.
Het wel of niet geslaagd zijn van een kandidaat verwerkte verdachte op zijn tablet. De resultaten die hij via zijn tablet doorgaf, werden vervolgens verwerkt door het CBR.
De hiervoor weergegeven bekennende verklaring van verdachte, wordt bevestigd door de volgende verklaringen van de medeverdachten:
- [medeverdachte 2] (mede-eigenaar van rijschool [rijschool 1] ) heeft bij zijn verhoor als getuige 2 verklaard dat leerlingen van [rijschool 1] die eigenlijk ongeschikt zijn om auto te rijden het aanbod kregen om tegen betaling het rijbewijs te kopen. Verdachte wist waar en wanneer hij examen moest doen en gaf dat door aan de eigenaren van [rijschool 1] . Tijdens het examen werd in de auto geld aan verdachte gegeven.
- [medeverdachte 1] (mede-eigenaar van [rijschool 1] ) heeft verklaard dat € 500,- aan verdachte werd betaald om een kandidaat te laten slagen. Het geld werd door [medeverdachte 1] , die tijdens het rijexamen op de achterbank ging zitten, in de tas van verdachte gedaan.
- [medeverdachte 3] (eigenaar [rijschool 4] ) heeft verklaard dat verdachte € 500,- wilde hebben indien hij extra aandacht moest geven aan een kandidaat. Het was een garantiepakket, inhoudende dat als ze examen deden bij verdachte, je voor dat bedrag gegarandeerd je rijbewijs kreeg. Verdachte stuurde [medeverdachte 3] een sms met de dagen en tijdstippen waarop hij examens afnam voor een B-NO of B-FA.
- [medeverdachte 4] (eigenaar van [rijschool 6] ) heeft verklaard dat hij heeft bemiddeld tussen examenkandidaten en verdachte en dat, als iemand € 500,- aan verdachte betaalde, deze persoon altijd slaagde.
Alle medeverdachten hebben verklaard dat het initiatief om kandidaten tegen extra betaling te laten slagen van verdachte afkomstig was.
De raadsman van de verdachte heeft de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet ter discussie gesteld en deze worden door de rechtbank dan ook als vaststaande feiten beschouwd.
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of verdachte met het vorengaande zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (feit 1, eerste cumulatief /alternatief), valsheid in geschrift (feit 1, tweede cumulatief /alternatief) en passieve ambtelijke omkoping (feit 2).
Voorts zal de rechtbank ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren.
Feit 1, eerste cumulatief /alternatief (oplichting)
Uit het vorengaande (de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, welke bekennende verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van diverse medeverdachten), concludeert de rechtbank dat verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid (namelijk de hoedanigheid van een bonafide, onafhankelijke examinator) het CBR heeft bewogen tot de afgifte van een groot aantal rijbewijzen. Aldus heeft verdachte zich samen met anderen (de betrokken rijschoolhouders /rijinstructeurs) schuldig gemaakt aan oplichting van het CBR.
Ander dan de raadsman acht de rechtbank hierbij ook het gedachtestreepje ‘het laten slagen van kandidaten, terwijl zij het officiële examen niet (volledig en/of juist) hadden afgelegd’ bewezen. De rechtbank acht dit bewezen op basis van het rapport van [verbalisant] bedrijfsrecherche, waaruit volgt dat is waargenomen dat verdachte alvorens examens af te nemen geen ogentest uitvoerde.Reeds hieruit volgt dat verdachte de examens onvolledig heeft afgenomen. Voorts heeft [medeverdachte 3] heel concreet verklaard dat er een kandidaat was die niet heeft gereden maar die wel zijn rijbewijs bij verdachte heeft gehaald.
Met de raadsman is de rechtbank evenwel van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de gedachtestreepjes ‘kandidaten liet slagen, terwijl zij het examen in een auto met automaat hadden gereden, zonder daar melding van te maken’ en ‘kandidaten ten onrechte laten zakken’. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het Excelbestand dat zich in het dossier bevindt niet zonder meer blijkt dat verdachte
exact197 kandidaten tegen betaling heeft laten slagen. De omstandigheid dat één of meerdere indicatoren aan de orde zijn, is daartoe onvoldoende. Gelet op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij ongeveer 70 kandidaten tegen betaling heeft laten slagen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het CBR heeft bewogen tot de afgifte van een groot aantal rijbewijzen.
Voor wat betreft de pleegperiode en de pleegplaatsen, zal de rechtbank het hiervoor genoemde Excelbestandwel als uitgangspunt nemen. Hieruit volgt dat verdachte voor het eerst op 19 mei 2011 een kandidaat van [rijschool 1] heeft laten slagen.
Feit 1, tweede cumulatief /alternatief (valsheid in geschrift)
De rechtbank acht op grond van het vorengaande eveneens bewezen dat verdachte, door telkens valselijk aan het CBR door te geven dat een kandidaat was geslaagd (terwijl sprake was van oplichting /omkoping), de behaalde rijbewijzen valselijk heeft opgemaakt en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift (feit 1, tweede cumulatief//alternatief).
Feit 2 (passieve ambtelijke omkoping)
Ten slotte acht de rechtbank op basis van het vorengaande bewezen dat verdachte, die kan worden beschouwd als ambtenaar in de zin van artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht, telkens een gift van € 500,-, in elk geval enig geldbedrag, heeft aangenomen terwijl hij wist dat hij ertoe werd bewogen om kandidaten voor het rijexamen te laten slagen, ongeacht of de betreffende kandidaten voldeden aan de rijgeschiktheidsnorm voor het behalen van het examen. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping (feit 2).