ECLI:NL:RBDHA:2016:3924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 9589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rang van de functie van eiser binnen de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van zijn functie als coördinator arbo & milieu in de rang van eerste luitenant. Eiser was van mening dat zijn functie op het niveau van kapitein moest worden gewaardeerd. Hij heeft verweerder verzocht om een functiewaardering uit te voeren op basis van de functiebeschrijving die hij had bijgevoegd. Verweerder heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, waarbij eiser werd voorgedragen voor bevordering tot kapitein met terugwerkende kracht vanaf 5 december 2012.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoerde dat er geen rekening was gehouden met verzwarende criteria in de functiewaardering. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat verweerder volledig tegemoet was gekomen aan het verzoek van eiser door hem te bevorderen tot kapitein. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser dat hij bevorderd moest worden tot majoor buiten beschouwing moest blijven, omdat dit niet binnen de omvang van het geschil viel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 31 oktober 2014, waarbij eiser met terugwerkende kracht tot 5 december 2012 werd bevorderd, een uitvoering was van het bestreden besluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan op 11 april 2016.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/9589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M. Groenhart),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 oktober 2013 de functie van coördinator arbo & milieu in de rang van eerste luitenant toegewezen.
Bij besluit van 8 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen voor zover het ziet op de waardering van de functie in de rang van eerste luitenant. Eiser is bij het bestreden besluit meegedeeld dat hij zal worden voorgedragen voor een bevordering tot kapitein met terugwerkende kracht vanaf 5 december 2012.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en drs. G. Smit.

Overwegingen

1.1.
Aan eiser is bij het primaire besluit met ingang van 1 oktober 2013 de functie van coördinator arbo & milieu toegewezen. Aan de functie was op dat moment de rang van eerste luitenant verbonden. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.2.
Eiser kon zich niet vinden in de rang die aan de functie verbonden was en heeft in bezwaar gesteld dat de functie niet een functie op het niveau van luitenant is, maar op het niveau van kapitein. Daarbij heeft eiser zich in bezwaar op het standpunt gesteld – kort samengevat – dat de functiebeschrijving, die hij als bijlage 4 bij zijn bezwaarschrift heeft gevoegd, de functiebeschrijving is die bij de hem toegewezen functie behoort. Hij heeft verweerder gevraagd (1) op basis van deze functiebeschrijving een functiewaardering uit te voeren, (2) de functie te waarderen in de rang van kapitein en (3) hem te bevorderen tot de rang van kapitein.
1.3.
Naar aanleiding van eisers bezwaarschrift is een functiewaarderingsonderzoek verricht naar de aan eiser toegewezen functie. Bij nota van 11 juli 2013 heeft het Dienstencentrum Formatieadvies de resultaten van het onderzoek aangeboden. De aan de functie verbonden rang is vastgesteld op kapitein. De directeur Personeel en Bedrijfsvoering van de Koninklijke Marechaussee heeft bij brief van 14 mei 2014 het advies van het DienstenCentrum Formatieadvies integraal overgenomen.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen in de zin dat de betreffende functie van eiser is gewijzigd overeenkomstig de functiebeschrijving van de functie van functionaris veiligheid, milieu & arbo en de functie van eiser is gewaardeerd op de rang van kapitein. Als gevolg daarvan is eiser bij het bestreden besluit bij het bevoegd gezag voorgedragen voor een bevordering tot kapitein.
1.5.
Bij brief van 6 oktober 2014 heeft de commandant Koninklijke Marechaussee eiser meegedeeld dat de functie, waarin eiser werkzaam is, is gewaardeerd en dat aan de functie de rang van kapitein is verbonden. Voorts heeft de commandant eiser meegedeeld dat naar aanleiding daarvan het hem een genoegen is eiser vanaf 5 december 2012 de rang van kapitein met salarisnummer 35 toe te kennen. Hiertegen heeft eiser bij brief van 14 november 2014 bezwaar gemaakt.
1.6.
Bij besluit van 31 oktober 2014 is eiser door verweerder met terugwerkende kracht vanaf 5 december 2012 bevorderd tot de rang van kapitein. Hiertegen heeft eiser bij brief van 2 december 2014 bezwaar gemaakt.
1.7.
Verweerder heeft de bezwaarschriften van 14 november 2014 en 2 december 2014 ter behandeling als beroepschriften doorgezonden aan de rechtbank.
1.8.
Bij brief van 30 januari 2015 heeft eiser aan de commandant van het district Landelijke en Buitenlandse eenheden (C-DLBE) om uitleg gevraagd ten aanzien van een aantal punten van zijn functiebeschrijving. De C-DLBE heeft de brief opgevat als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, in de zin dat eiser bij brief van 30 januari 2015 heeft verzocht om aanpassing van zijn functiebeschrijving.
1.9.
Bij besluit van 24 maart 2015 heeft de C-DLBE dit verzoek afgewezen. Eiser heeft dit besluit ingediend met het aanvullend beroepschrift van 2 april 2015.
2.1.
Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en heeft daartoe in beroep het volgende aangevoerd. Bij de herwaardering van zijn functie is ten onrechte geen rekening gehouden met de verzwarende criteria die zijn vermeld in de Nota functieprofielen “functionarissen VMS DEF (+ milieu)” BS/2011037313. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:7 van de Awb, omdat er bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet de nodige kennis is vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Er is geen rekening gehouden met de verzwarende criteria die zijn vermeld in eerdergenoemde Nota. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en te bepalen dat verweerder een nieuw beslissing op het bezwaar neemt nadat de functie (inmiddels geheten: (staf-) adviseur veiligheid, milieu en arbo) opnieuw is gewaardeerd, waarbij alsnog rekening gehouden is met de verzwarende criteria die zijn vermeld in de Nota, met het oogmerk dat de rang van de aan eiser toegewezen functie met terugwerkende kracht tot 5 december 2012 wordt vastgesteld op die van majoor en eiser met ingang van die datum wordt bevorderd tot majoor.
2.2.
Eiser heeft ter zitting nog betoogd dat het beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrechter (Awb) van rechtswege mede betrekking heeft op het besluit van 24 maart 2015.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 31 oktober 2014 dient te worden beschouwd als een besluit ter uitvoering van het bestreden besluit en het beroep om die reden op grond van artikel 6:19 van de Awb mede van rechtswege betrekking heeft op dit besluit.
3.2.
Dit geldt niet voor de brief van 6 oktober 2014. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de brief van 6 oktober 2014 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het is een schriftelijke herhaling van de voordracht tot bevordering, zoals is meegedeeld in het bestreden besluit van 8 september 2014. Met de brief van 6 oktober 2014 is geen ander rechtsgevolg in het leven geroepen dan reeds is ontstaan bij het bestreden besluit van 8 september 2014. Gelet hierop kan geredeneerd worden dat verweerder het bezwaar van 14 november 2014 niet aan de rechtbank had moeten doorzenden maar tot niet-ontvankelijkverklaring ervan had moeten besluiten. De rechtbank volstaat met de vaststelling dat voor toepassing van artikel 6:19 van de Awb ten aanzien van de brief van 6 oktober 2014 geen aanleiding bestaat.
3.3.
Eisers betoog dat het beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrechter (Awb) van rechtswege mede betrekking heeft op het besluit van 24 maart 2015 slaagt niet. In artikel 6:19 van de Awb is bepaald dat het beroep van rechtswege betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 24 maart 2015 niet valt binnen de feitelijke grondslag en de reikwijdte van het bestreden besluit, zodat dit besluit geen onderdeel uitmaakt van onderhavige procedure. Het bestreden besluit alsook het besluit van 31 oktober 2014 zien op de bevordering van eiser tot kapitein na herwaardering van zijn functie, terwijl het besluit van 24 maart 2015 betrekking heeft op de functiebeschrijving van eiser. Eiser had de mogelijkheid om tegen het besluit van 24 maart 2015 bezwaar te maken, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het aanvullend beroepschrift van 2 april 2015, waarin wordt verwezen naar het e-mailbericht van eiser aan zijn gemachtigde van gelijke datum, bezwaarlijk kan worden aangemerkt als bezwaarschrift tegen het besluit van 24 maart 2015. Uit het aanvullend beroepschrift noch uit het e-mailbericht kan worden geconcludeerd dat eiser heeft beoogd een rechtsmiddel tegen het besluit van 24 maart 2015 aan te wenden. De enkele opmerking van eiser aan zijn gemachtigde dat hij het er niet mee eens is, is onvoldoende voor een dergelijke conclusie. De rechtbank ziet dan ook geen grond om het aanvullend beroepschrift aan te merken als een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 24 maart 2015, zoals verweerder in zijn verweerschrift heeft gesteld, casu quo dit aan verweerder door te sturen ter behandeling als bezwaar.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het bestreden besluit volledig is tegemoetgekomen aan het verzoek van eiser, zoals hij dat in zijn bezwaarschrift heeft geuit. Eiser heeft met het indienen van een bezwaarschrift ten volle bereikt wat hem daarbij voor ogen stond, te weten een bevordering tot kapitein. Eisers stelling dat hij had moeten worden bevorderd tot de rang van majoor, laat de rechtbank buiten bespreking omdat zij daarmee gelet op het bepaalde in artikel 8:69 van de Awb buiten de omvang van het geschil zou treden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.