ECLI:NL:RBDHA:2016:3910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep in asielprocedure wegens gebrek aan besluitvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 25 augustus 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Op 4 december 2015 ontving hij een bericht van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat zijn asielaanvraag verder zou worden behandeld in de verlengde asielprocedure. Eiser heeft hiertegen op 7 december 2015 beroep ingesteld. De rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld of het bericht van de staatssecretaris als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelt dat het bericht van de staatssecretaris niet gericht is op enig rechtsgevolg, maar slechts een mededeling is dat er meer tijd nodig is voor een goede beslissing op de asielaanvraag. De rechtbank wijst erop dat de mededeling van de staatssecretaris dat een eerdere beschikking wordt ingetrokken, een kennelijke verschrijving is, aangezien er op dat moment geen beschikking bestond die kon worden ingetrokken. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is voor eiser, nu hij inmiddels in het bezit is gesteld van een asielvergunning.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat het bericht van de staatssecretaris geen besluit is waartegen beroep openstaat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.