Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
.
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
Uit het onderzoek, waarin onder andere diverse telefoongesprekken zijn getapt en verschillende getuigen zijn gehoord, is gebleken dat met ‘ [alias verdachte] ’ verdachte wordt bedoeld. [2]
- dat van uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f Sr geen sprake is nu de vrouwen welbewust voor de prostitutie hebben gekozen, zij daarin zijn blijven werken en dat zij kunnen worden gekwalificeerd als ‘mondige Nederlandse prostituees’;
- dat voor de ten laste gelegde dwangmiddelen het benodigde bewijs ontbreekt en
- dat (daardoor) ook geen sprake is van het opzettelijk voordeel trekken uit een uitbuitingssituatie.
- onderdak in Den Haag, Almere en Amsterdam;
- kleding;
- eten en drinken;
- drugs;
- vervoer van en naar de werkplekken in de prostitutiestraten of escortklanten;
- bezoeken aan de kapper;
- kopen van lingerie, condooms en glijmiddelen;
- kopen van een telefoon voor de escortservice.
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen),
middelen(dwang, geweld, bedreiging met geweld, een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van de kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting. In de kern gaat het om de vraag of verdachte de bedoeling had om een ander door ongeoorloofde middelen tot prostitutie te brengen.
vanuitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1)
[slachtoffer 1]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
[slachtoffer 2]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
vanuitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1)
[slachtoffer 3]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
vanuitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1)
[slachtoffer 4]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
vanuitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1)
[slachtoffer 5]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
enaan de haren naar de grond getrokken en
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
- de verdachte kort na de eerste ontmoeting van alle slachtoffers wist dat zij zich in een kwetsbare positie bevonden en daarvan grovelijk misbruik heeft gemaakt;
- de verdachte de slachtoffers controleerde of liet controleren;
- de verdachte ten aanzien van verschillende slachtoffers geweld heeft gebruikt;
- de verdachte verschillende slachtoffers heeft bedreigd;
- de verdachte bij de slachtoffers een tatoeage met zijn logo heeft gezet, hen als het ware heeft gebrandmerkt;
- de verdachte de slachtoffers in zijn macht had en hen bij eventuele weerstand met succes kon overreden tot het volgen van zijn wil;
- de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan de feiten.
7.De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]bedraagt dit een periode van 17 maanden (de periode van 1 oktober 2009 tot 1 juli 2011 met een onderbreking van 4 maanden), omgerekend en naar boven afgerond 74 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 74.000,00aan materiële schade oplevert. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
[slachtoffer 2]bedraagt dit een periode van 6 maanden (de periode van 1 november 2009 tot 1 mei 2010), omgerekend 26 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 26.000,00aan materiële schade oplevert.
[slachtoffer 3]bedraagt dit een periode van 9 maanden (de periode van 1 september 2009 tot 1 juni 2010), omgerekend 39 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 39.000,00aan materiële schade oplevert.
[slachtoffer 4]bedraagt dit een periode van 3 maanden en 20 dagen (de periode van 1 juli 2010 tot 21 oktober 2010 maanden), omgerekend en afgerond 16 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 16.000,00aan materiële schade oplevert.
[slachtoffer 5]bedraagt dit een periode van 31 maanden (de periode van 27 november 2011 tot 1 april 2014), omgerekend en afgerond naar boven 113 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 113.000,00aan materiële schade oplevert.
- ten aanzien van [slachtoffer 1] een bedrag van
- ten aanzien van [slachtoffer 2] een bedrag van
- ten aanzien van [slachtoffer 3] een bedrag van
- ten aanzien van [slachtoffer 4] een bedrag van
- ten aanzien van [slachtoffer 5] een bedrag van
aan de Staatvan:
€ 81.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 1];
€ 32.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 2];
€ 48.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 3];
€ 20.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 4];
€ 123.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 5] .
8.De inbeslaggenomen goederen
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
6 (ZES) JAAR;
teruggave aan verdachtevan het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] , een bedrag van
€ 81.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffer 2]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] , een bedrag van
€ 32.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffer 3]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van
€ 48.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] , een bedrag van
€ 20.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffer 5]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 5] , een bedrag van
€ 123.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;