ECLI:NL:RBDHA:2016:3902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
09/767260-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot 6 jaar gevangenisstraf voor mensenhandel en misbruik van kwetsbare vrouwen in de prostitutie

Op 13 april 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. De man, die rapper en tatoeëerder was, liet van eind 2009 tot voorjaar 2014 vijf vrouwen voor hem werken in de raamprostitutie en als escort. Het verdiende geld ging volledig naar hem, terwijl de vrouwen in een kwetsbare positie verkeerden door persoonlijke problemen en schulden. De rechtbank oordeelde dat de man de vrouwen heeft misleid en misbruik heeft gemaakt van hun situatie. Hij beloofde hen hulp en een betere toekomst, maar in werkelijkheid werden ze gedwongen om hun inkomsten aan hem af te staan. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onvrijwillige prostitutie, wat onder de definitie van mensenhandel valt. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van ruim €300.000,- aan de vrouwen terugbetalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geweld en bedreigingen heeft gebruikt om controle over de vrouwen te behouden, en dat hij hen heeft gemanipuleerd door hen tatoeages te laten zetten als teken van hun verbondenheid met hem. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de noodzaak om slachtoffers te beschermen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767260-14
Datum uitspraak: 13 april 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte]
thans gedetineerd in huis van bewaring “PI Rijnmond – HvB De IJssel”, te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 maart 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.J. Berton en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 30 maart 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aanhangig te maken
.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging – kort en zakelijk weergegeven – ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel van [slachtoffer 1] in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 juli 2011 te Den Haag, Amsterdam, Almere en/of elders in Nederland. In het bijzonder wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Sr onder lid 1 sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9.
Feit 2
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel van [slachtoffer 2] in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 mei 2010 te Den Haag, Amsterdam, Almere, en/of elders in Nederland. In het bijzonder wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Sr onder lid 1 sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9.
Feit 3
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel van [slachtoffer 3] in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 september 2010 te Den Haag, Amsterdam, Almere, en/of elders in Nederland en/of in Antwerpen. In het bijzonder wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Sr onder lid 1 sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9.
Feit 4
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel van [slachtoffer 4] in de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 oktober 2010 te Den Haag en/of elders in Nederland. In het bijzonder wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Sr onder lid 1 sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9.
Feit 5
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel van [slachtoffer 5] in de periode van 1 september 2011 tot en met 1 juni 2014 te Den Haag, Amsterdam, Groningen en/of elders in Nederland. In het bijzonder wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Sr onder lid 1 sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 30 december 2013 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van bedreiging en smaad op Facebook door een persoon genaamd ‘ [alias verdachte] ’. In deze aangifte heeft zij ook verklaard dat ‘ [alias verdachte] ’ haar onder dwang enkele maanden als prostituee heeft laten werken en dat er meerdere meisjes slachtoffer van ‘ [alias verdachte] ’ zijn geworden. Enige tijd later deed ook [slachtoffer 5] aangifte van mensenhandel, waarna er op 21 augustus 2014 een onderzoek is gestart onder de naam [onderzoeksnaam 1] .
Uit het onderzoek, waarin onder andere diverse telefoongesprekken zijn getapt en verschillende getuigen zijn gehoord, is gebleken dat met ‘ [alias verdachte] ’ verdachte wordt bedoeld. [2]
Naar aanleiding van het hiervoor genoemde onderzoek is ten aanzien van de verdachte de verdenking gerezen dat hij zich jegens [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) en [slachtoffer 4] (feit 4) en [slachtoffer 5] (feit 5) schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel.
De vraag die de rechtbank thans ter beantwoording voorligt, is of verdachte zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van de hiervoor genoemde vrouwen in de zin van (één of meer subleden van) artikel 273f Sr.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in haar schriftelijke requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals verwoord in zijn pleitnota, integrale vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd:
  • dat van uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f Sr geen sprake is nu de vrouwen welbewust voor de prostitutie hebben gekozen, zij daarin zijn blijven werken en dat zij kunnen worden gekwalificeerd als ‘mondige Nederlandse prostituees’;
  • dat voor de ten laste gelegde dwangmiddelen het benodigde bewijs ontbreekt en
  • dat (daardoor) ook geen sprake is van het opzettelijk voordeel trekken uit een uitbuitingssituatie.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Aangeefsters
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] hebben allemaal – al dan niet nadat zij een intakegesprek hebben gehad bij de politie – aangifte gedaan van mensenhandel gepleegd door verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de aangiftes op een belangrijk aantal punten overeenkomsten vertonen. Deze worden hieronder – kort en zakelijk – weergegeven.
Persoonlijke omstandigheden aangeefsters
Alle aangeefsters waren op het moment dat zij verdachte leerden kennen tussen de 18 en 21 jaar oud en bevonden zich toen in een moeilijke (thuis-)situatie of kwamen net uit een moeilijke (thuis-)situatie. Deze situatie was in alle gevallen bij verdachte bekend [3] en bestond onder andere uit:
- het hebben van een (jong) kind(eren) [4] die zij niet meer mochten zien; [5]
- ouders die in het buitenland verbleven; [6]
- een moeilijke jeugd (waaronder uithuisplaatsing, verblijf in jeugdinstellingen, jeugdinternaten en jeugdgevangenissen of in pleeggezinnen); [7]
- een vervelende thuissituatie (een moeder die gedwongen in de prostitutie heeft gewerkt en ernstig mishandeld is); [8]
- geen opleiding; [9]
- geen werk; [10]
- geen vaste woon en/of verblijfplaats; [11]
- schulden; [12]
[slachtoffer 3] heeft daarbij tevens verklaard dat zij net uit een eerdere loverboy situatie was ontsnapt, dat zij op zoek was naar bescherming en dat zij die bij verdachte vond. [13] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij nooit bij verdachte is weggegaan omdat hij haar vanaf dag één onderdak bood. [14] Uit psychodiagnostisch onderzoek van [slachtoffer 4] blijkt dat zij een IQ heeft van 64, impulsief gedrag vertoont, faalangstig is, een strenge opvoeding heeft genoten met weinig ruimte voor een eigen mening en dat zij enkel een opleiding op niveau 1 heeft afgerond. [15]
Prostitutie
Verdachte heeft, nadat hij door aangeefsters op de hoogte was gesteld van hun moeilijke persoonlijke situatie, de belofte gedaan om hen te helpen deze situatie op te lossen. Zo heeft hij [slachtoffer 2] beloofd om mee te gaan naar afspraken met jeugdzorg voor haar kinderen en heeft hij haar beloofd dat zij een huisje zou krijgen. [16] Ook heeft hij haar een toekomst in de muziek beloofd en gezegd dat zij veel geld zou gaan verdienen. [17] Verder heeft hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] beloofd om hen te helpen met het afbetalen van hun schulden. [18] [slachtoffer 5] heeft hij onderdak geboden. [19] Zij heeft verklaard dat verdachte het voordeed alsof zij onder zijn vleugels kon komen. [20] Tot slot heeft hij [slachtoffer 3] voorgehouden dat hij haar zou beschermen, dat hij ervoor zou zorgen dat niemand haar zou kunnen vinden. [21] Aangeefsters hebben verklaard dat verdachte hierop volgend – soms al na twee dagen – heeft voorgesteld om te gaan werken in de prostitutie. De aangeefsters hebben hier – soms na enige twijfel maar met het vooruitzicht dat hun problemen daarmee konden worden opgelost – allemaal mee ingestemd. [22] Over het geld dat werd verdiend hebben aangeefsters verklaard dat zij dat daartoe gedwongen (grotendeels) aan verdachte hebben afgedragen, [23] deels onder de belofte of de veronderstelling dat het geld voor hen zou worden gespaard en beheerd. [24] Ook werd verdiend geld direct door verdachte geïnd [25] of afgenomen. [26]
Tatoeage
Aangeefsters verklaren dat verdachte bij hen één of meerdere tatoeages heeft gezet met de letters G, GV of GVB. [27] De aangeefsters hebben deze tatoeages door verdachte laten zetten omdat verdachte tegen hen had gezegd dat zij op deze manier konden laten zien dat zij een team waren en bij elkaar hoorden [28] , omdat dit het logo was van verdachte [29] of om bij hem te mogen blijven. [30] Volgens [slachtoffer 5] zijn er veertien meisjes die voor verdachte hebben gewerkt en die zo’n tatoeage hebben. [31] De tatoeage zou staan voor ‘Giruz the Viruz’of ‘Giruz the Viruz Bitch’, de bijnaam van verdachte. [32] Verdachte heeft verklaard dat hij deze tattoo’s heeft gezet en dat ze een teken waren dat de drager ervan bij het team hoorde. [33]
Werknamen, werkperiode, werkplaatsen en werkomstandigheden
- [slachtoffer 3] is in september 2009 begonnen met werken in de prostitutie in de Doubletstraat in Den Haag waarna zij vervolgens tot juni 2010 onder meer heeft gewerkt in Amsterdam en ook kort in Antwerpen. [34] Haar werknaam was [werknaam slachtoffer 3] . [35]
- Kort nadat [slachtoffer 3] is gaan werken in september 2009, is [slachtoffer 1] begonnen met werken in de prostitutie. [slachtoffer 1] heeft daar [slachtoffer 3] leren kennen. [36] De rechtbank stelt in het licht hiervan de aanvangsperiode vast op 1 oktober 2009. [slachtoffer 1] heeft vervolgens tot ongeveer het eerste deel van 2011 in Den Haag, Amsterdam en Almere gewerkt. Haar werknaam was [werknaam slachtoffer 1] . [37]
- [slachtoffer 2] is in november 2009 begonnen met werken in de prostitutie in Amsterdam. Zij heeft vervolgens samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] tot maart 2010 gewerkt in Almere en Den Haag. [38] Haar werknaam was [werknaam slachtoffer 2] . [39]
- [slachtoffer 4] is rond juli 2010 eerst in de Geleenstraat in Den Haag gaan werken en vervolgens tot 21 oktober 2010 in de Doubletstraat in Den Haag. Zij heeft in die periode ook [slachtoffer 1] leren kennen. [40] De werknaam van [slachtoffer 4] was [werknaam slachtoffer 4] . [41]
- [slachtoffer 5] is in het najaar van 2011 begonnen met werken in de Doubletstraat in Den Haag, waarna zij vervolgens, weliswaar met diverse onderbrekingen, tot het voorjaar van 2014 in Amsterdam en Groningen heeft gewerkt. [42] Haar werknaam was [werknaam slachtoffer 5] . [43]
Uit meerdere politiecontroles met betrekking tot [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de Geleenstraat, de Doubletstraat en een seksinrichting in Den Haag, alsmede uit controles in Amsterdam is gebleken dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] werkzaam waren op meerdere tijdstippen in de ten laste gelegde periodes. [44] Dit vindt ten aanzien van [slachtoffer 5] bovendien steun in de administratie van de panden in de Geleenstraat, de Hunsestraat en de Doubletstraat te Den Haag, de Nieuwstraat te Groningen en Korsjespoortsteeg te Amsterdam. [45] Ten aanzien van [slachtoffer 4] wordt dit ondersteund door de administratie van het pand in de Geleenstraat. [46]
Over de gewerkte periode hebben de vrouwen allemaal verklaard dat zij lange dagen moesten werken, soms zeven dagen per week. [47] Zij moesten doorwerken tijdens ziekte en menstruatie. Aangeefsters hebben verklaard dat zij dan van verdachte sponsjes moesten gebruiken zodat zij gewoon konden werken. [48] Uit medische verklaringen betreffende [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] blijkt dat zij achtergebleven sponsjes uit hun vagina hebben moeten laten verwijderen. [49]
[alias verdachte] bracht hen naar hun werkplek, [50] haalde hen daar na het werk weer op [51] en regelde condooms en andere benodigdheden. [52]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat wanneer zij aan het werk was verdachte langs liep of dat hij haar opbelde om haar te controleren. [53] Ook [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte en zijn neef altijd door de straat liepen. [54] En ook [slachtoffer 1] heeft verklaard over het checken door verdachte of anderen. [55] Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij regelmatig de vrouwen bezocht op hun werkplekken. [56] Verder heeft [slachtoffer 4] verklaard dat verdachte haar en [slachtoffer 1] liet blowen voordat zij aan het werk gingen en ook [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij door verdachte wiet rookte. [57]
Escort
Naast het werk in de prostitutie hebben aangeefsters ook allen als escort gewerkt. [58] Verdachte regelde dit, [59] verschafte een telefoon daarvoor [60] en bracht en haalde hen. [61] Verdachte heeft voor [slachtoffer 5] foto’s geplaatst op de website [webadres] [62] Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij zelf ook advertenties – voor haar en voor enkele andere aangeefsters – heeft geplaatst op de websites [webadres] en [webadres] . [63]
Mishandeling en bedreiging
[slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] hebben verklaard dat zij ook meerdere malen door verdachte zijn mishandeld. Zo heeft verdachte aangeefsters onder andere:
- geslagen met een hand vol ringen; [64]
- getrokken aan hun haren; [65]
- met de vlakke hand geslagen; [66]
- aan haren naar de grond getrokken; [67]
- zijn voet op het hoofd gezet; [68]
- bij de keel gegrepen; [69]
- de keel dichtgeknepen en tegen de muur opgetild; [70]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een keer een klap heeft gekregen van verdachte maar dat deze eigenlijk voor [slachtoffer 4] was bedoeld. [71] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] in haar gezicht heeft geslagen. [72]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] klappen van verdachte heeft gehad. [73] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen. [74] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij ongeveer 10 keer per dag meerdere malen werd geslagen door verdachte met zijn vlakke hand en dat [slachtoffer 1] hier ook een keer bij is geweest. Wanneer verdachte haar sloeg moest zij hem aankijken hetgeen zij als vernederend heeft ervaren. [75] Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] heeft leren kennen in de Doubletstraat in Den Haag en dat hij blauwe plekken op haar armen heeft gezien. [76]
[slachtoffer 5] heeft verklaard te zijn geslagen. [77] Getuige [naam getuige 2] , de moeder van [slachtoffer 5] , heeft verklaard dat zij haar dochter in de periode dat zij bij [alias verdachte] was regelmatig met blauwe plekken op haar benen en armen heeft gezien. [78] [slachtoffer 5] heeft verder verklaard dat verdachte haar meerdere malen heeft bedreigd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij haar moeder en hondje zou pakken, dat hij haar huis in de fik zou laten steken, dat hij haar moeder zou ontvoeren en dat hij een rotje in haar vagina en in de vagina van haar moeder zou stoppen en hij dan zou toekijken hoe hun baarmoeders zouden ontploffen. [79]
[slachtoffer 4] heeft eveneens verklaard dat verdachte haar en haar familie heeft bedreigd met de dood. [80]
Verklaring verdachte [81]
Verdachte heeft verklaard dat hij alle aangeefsters kent. Verdachte heeft [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] geholpen in 2009/2010 om de prostitutie in te gaan en [slachtoffer 5] heeft hij geholpen vanaf 2011. Hij heeft tevens verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat de vrouwen op dat moment in een moeilijke financiële en thuissituatie verkeerden. [slachtoffer 3] is de eerste vrouw die verdachte heeft geholpen om in de prostitutie te werken. Verdachte heeft verklaard dat hij voor alle aangeefsters regelde waar zij om vroegen zoals:
  • onderdak in Den Haag, Almere en Amsterdam;
  • kleding;
  • eten en drinken;
  • drugs;
  • vervoer van en naar de werkplekken in de prostitutiestraten of escortklanten;
  • bezoeken aan de kapper;
  • kopen van lingerie, condooms en glijmiddelen;
  • kopen van een telefoon voor de escortservice.
Op de vraag waarom verdachte de vrouwen heeft geholpen, heeft verdachte verklaard dat ze met elkaar streefden naar een beter (financieel) leven. Hij zag de situatie als een ‘win-win situatie’. De vrouwen zouden al het verdiende geld aan verdachte afgegeven zodat hij het geld kon beheren. Het idee hierachter was volgens verdachte dat zij functioneerden als een team om een gezamenlijke doel te bereiken. Deze doelen konden echter niet worden bereikt omdat er niet genoeg geld werd verdiend. Na het helpen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is verdachte gestopt met het werk omdat hij er niet genoeg mee verdiende. [slachtoffer 5] heeft hem echter nieuwe hoop gegeven en daarom heeft hij ook haar geholpen om in de prostitutie te werken.
Verdachte heeft verklaard erbij te zijn geweest toen de aangeefsters de advertenties op [webadres] of op andere websites hadden geplaatst. Hij heeft meegeholpen met het bedenken van de tekst en het maken van foto’s voor bij de advertenties. Over de werknamen heeft verdachte verklaard dat hij heeft geholpen om deze te bedenken. Met betrekking tot het vervoer van de aangeefsters heeft verdachte verder verklaard dat hij dit zelf deed en dat hij soms een taxi regelde, een ‘snorder’ of een bekende. Over de aangetroffen briefjes met nummers van raamverhuurders en andere prostitutie gelegenheden heeft verdachte verklaard dat als de vrouwen een kamer hadden gehuurd hij het nummer opschreef wat bij het raam hoorde, dit was ook onderdeel van het helpen van de vrouwen. Tot slot heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij wel eens door de straten heeft gelopen waar de aangeefster aan het werken waren.
Financieel onderzoek
Uit het financieel onderzoek is gebleken dat verdachte twee bedrijven op zijn naam heeft staan, te weten [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] . Over de jaren 2010 tot 2014 heeft verdachte in het geheel geen aangifte over zijn inkomsten gedaan. Er zijn geen gegevens bekend van [bedrijfsnaam 1] , wel zijn er omzetgegevens bekend over het jaar 2013 en 2014 van [bedrijfsnaam 2] , maar na aftrek van de bedrijfskosten komen deze negatief uit. Daarnaast is sprake van een belastingschuld en is bij de belastingdienst tussen de jaren 2010 en 2014 een legaal inkomen van €11.347,00 bekend, hetgeen door de verbalisanten ontoereikend wordt geacht voor de normale lasten voor levensonderhoud. Tot slot is op geen van de vijf bankrekeningen welke op naam staan van verdachte een normale activiteit te zien. [82]
Telefoongesprekken, sms-berichten en chatgesprekken
De telecommunicatie van verdachte gevoerd via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is opgenomen en afgeluisterd. [83] Daarnaast is de telefoon van verdachte uitgelezen. [84] Verdachte heeft onder meer de volgende gesprekken gevoerd en sms berichten verstuurd (zakelijk weergegeven):
5 maart 2014 om 20:51:46 uur [85]
Verdachte stuurt een sms-bericht naar het nummer [telefoonnummer 2] welke in de telefoon van verdachte is opgeslagen als DD13zakel met de teks: “Ik ben in de buurt dus ga niet lullen dat straat dood is”.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij door verdachte DD werd genoemd en dat zij vrouw nummer 13 was die voor hem werkte. [86]
27 maart 2015 om 19:08 uur [87]
Verdachte voert een gesprek met zijn moeder over het feit hoeveel geld hij kan ‘maken’. In dit gesprek zegt verdachte tegen zijn moeder dat hij elke dag geld kan maken en genoeg geld heeft. Half mei heeft hij genoeg geld om zijn [bedrijfsnaam 2] uit te breiden. Verder zegt verdachte in dat gesprek dat hij op één dag € 700 heeft gemaakt, dat hij sinds januari het huis heeft genomen en in die tussentijd € 25.000 heeft gemaakt en dat hij zijn geld niet kan opmaken in éen maand.
10 april 2015 om 14:36 uur [88]
Verdachte zegt tegen [naam 1] dat hetzelfde ding dat hij heeft gedaan om aan geld te komen, dat hij [naam 1] heeft geholpen hetzelfde te doen. Dat [naam 1] daarmee geld is gaan verdienen en dat verdachte daar nooit een stuiver van heeft gezien. Verdachte zegt dat die meisjes gewoon doorgingen van wat hij heeft gezegd en het enige dat moet gebeuren zijn bepaalde dingen.
6 mei 2015 om 17:10 uur
Verdachte zegt tegen [naam 2] dat hij een bed heeft gekocht voor acht barki en een koelkast van 1000. Verder heeft hij de lening van zijn tante van dertienduizend euro afbetaald en gaat hij zo naar een verjaardag waar hij drie groene briefjes in een envelopje steekt voor de jongen.
[onderzoeksnaam 2]
Uit een eerder afgerond mensenhandel onderzoek uit 2010 onder de naam [onderzoeksnaam 2] naar aanleiding van het aantreffen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een woning in Almere blijkt uit een chatgesprek tussen [werknaam slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) en [alias verdachte] (van [bedrijfsnaam 2] , de rechtbank begrijpt: verdachte) van 19 maart 2010 dat verdachte zegt dat hij wil dat [werknaam slachtoffer 1] en [werknaam slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) naar Tilburg gaan om geld te verdienen, dat [werknaam slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) daar volgens [alias verdachte] ook twee dagen heeft gewerkt en dat zij geld moet pakken omdat anders het huis niet meer betaald kan worden en dan moet de pimp het doen van zijn tattoo geld. [slachtoffer 1] zegt vervolgens tegen verdachte dat ze wel eens normaal wil eten en dat verdachte elke keer liegt tegen haar. [89]
Uit dit onderzoek is verder gebleken dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de escort hebben gewerkt vanuit de woning [adres gegevens] vermoedelijk in de periode van februari 2010 tot en met de inval van de politie op 6 april 2010. [90] Verdachte [naam verdachte van onderzoeksnaam 2] heeft in dit onderzoek verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor een PIMP moesten werken, dat ze voor hem geld moesten verdienen en dat hij 100% van hen afpakte. [91]
Oordeel van de rechtbank
Tussenconclusie - betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman is bepleit, de verklaringen van de aangeefsters als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven. De verklaringen vinden op belangrijke onderdelen voldoende bevestiging in andere bewijsmiddelen, onder andere in de eigen verklaring van verdachte ter zitting en in de verklaringen van aangeefsters over elkaar. De verklaringen zijn bovendien vanaf het begin steeds gedetailleerd en consistent geweest. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster in twijfel te trekken.
Ook de omstandigheid dat [slachtoffer 1] nog een tatoeage heeft laten zetten bij verdachte en dat zij hem in 2015 nog via Facebook heeft gefeliciteerd met zijn verjaardag, maken niet dat de rechtbank haar verklaring onbetrouwbaar vindt. De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] de verdachte ruim voor haar aangifte heeft gefeliciteerd en overweegt dat [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat zij zich niet echt als slachtoffer van verdachte zag omdat haar situatie niet kon worden vergeleken met de situatie van haar moeder, die echt met geweld is gedwongen om in de prostitutie te werken. Na haar aangifte heeft [slachtoffer 1] echter twee nachten niet geslapen. Zij heeft aangegeven dat zij emotioneel wordt als zij aan deze periode terugdenkt en enorm te worstelen met deze periode uit haar leven en nog steeds hulp en begeleiding nodig te hebben. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor over de betrouwbaarheid van (onder meer) haar verklaringen is overwogen, ziet de rechtbank in de door de raadsman aangevoerde specifieke omstandigheden geen aanleiding de verklaringen van [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
Overwegingen ten aanzien van (oogmerk van) uitbuiting en dwang
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr. Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien een van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Tot slot mag de rechter (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de “gemiddelde mondige prostituee in Nederland” pleegt te verkeren, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit.
Artikel 273f, eerste lid sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of in casu mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr bewezen kan worden, dient – gelet op hetgeen ten laste is gelegd – vastgesteld te worden dat sprake was van (een)
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen),
middelen(dwang, geweld, bedreiging met geweld, een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van de kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting. In de kern gaat het om de vraag of verdachte de bedoeling had om een ander door ongeoorloofde middelen tot prostitutie te brengen.
In de hierna te volgen bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Handelingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat sprake is geweest van zowel het vervoeren als van het huisvesten en werven van de aangeefsters. Het vervoeren heeft er in dit geval uit bestaan dat verdachte alle aangeefsters meermalen van en naar hun werkplek in verschillende steden heeft gebracht of dat hij regelde dat dit door anderen werd gedaan. Dit volgt niet alleen uit de verklaringen van de aangeefsters, maar ook uit de eigen verklaring verdachte. Voorts blijkt uit het dossier en uit de eigen verklaringen van verdachte dat verdachte voor alle aangeefsters onderdak regelde. Daarnaast hebben aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] verklaard dat zij enige tijd met verdachte hebben samengewoond in Almere. Tot slot – ook dat blijkt uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen – was het verdachte die ten aanzien van alle aangeefsters het initiatief heeft genomen om aangeefsters in de prostitutie te laten werken, waarmee hij hen heeft geworven.
Middelen
De rechtbank is, gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens aangeefsters, dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van aangeefsters, dat hij hen aldus heeft misleid en dat ten aanzien van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] sprake is geweest van geweld en dreiging met geweld en ten aanzien van [slachtoffer 1] van dreiging met geweld. De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik maken van een kwetsbare positie en misleiding
Eerstgenoemde vorm van misbruik wordt verondersteld aanwezig te zijn als, kort gezegd, het slachtoffer in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden van – zoals hierboven eerder overwogen – een mondige prostituee in Nederland. Een dergelijke situatie wordt aangeduid als uitbuitingssituatie. Reeds het gegeven dat alle aangeefsters niet zelfstandig over de door hen gegenereerde inkomsten konden beslissen, duidt op een afhankelijke of onderdrukte situatie.
Met het misbruik maken van een kwetsbare positie wordt gedoeld op een situatie waarin de betrokkene geen reële of aanvaardbare keuze heeft anders dan het misbruik te ondergaan. Deze situaties overlappen elkaar grotendeels. Uit jurisprudentie volgt dat aan beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruimte bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei factoren kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan familieomstandigheden en de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt. [92]
Dat aangeefsters zich in een kwetsbare positie bevonden en dat zij niet kunnen worden gezien als een mondige prostituees, blijkt uit de feiten en omstandigheden zoals die op basis van de bewijsmiddelen door de rechtbank zijn vastgesteld. Zo bevonden alle aangeefsters zich op het moment dat zij in aanraking kwamen met verdachte in een slechte financiële en/of thuissituatie, vaak ingegeven door een belaste voorgeschiedenis en door beperkende persoonlijke omstandigheden. Blijkens onder meer de eigen verklaring van verdachte was hij hiervan op de hoogte. Verdachte heeft van deze kennis misbruik gemaakt door aan aangeefsters de belofte te doen dat wanneer zij in de prostitutie zouden gaan werken hij hen zou helpen met het oplossen van hun problemen en zou bijdragen aan een betere toekomst voor hen. Van deze beloften is echter voor geen van de aangeefsters iets terecht gekomen. Aangeefsters konden niet zelf bepalen hoe zij het door hen verdiende geld wensten aan te wenden en van het aan verdachte afgestane geld is niets meer over. Door zich als redder in nood aan te dienen, daarbij gebruik te maken van zijn kennis van de prostitutiewereld die de aangeefsters veelal niet hadden en handig in te spelen op de kwetsbare positie waarin de aangeefsters zich bevonden, heeft verdachte hen misleid en misbruik van hun positie gemaakt. Zo heeft verdachte in een chatgesprek met [slachtoffer 1] gezegd dat zij in Tilburg moest gaan werken ‘omdat het huis anders niet betaald kon worden’. Dat de aangeefsters zich in een kwetsbare positie bevonden blijkt ook uit de omstandigheid dat zij schulden hadden. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] bevonden zich daarnaast temeer in een kwetsbare positie nu zij op dat moment dakloos waren en op zoek waren naar bescherming. [slachtoffer 3] was slechts enkele dagen voor zij verdachte leerde kennen gevlucht uit een andere situatie van gedwongen prostitutie. Daarnaast werden de aangeefsters door verdachte gecontroleerd wanneer zij aan het werk waren. Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens door de straten liep als de aangeefsters aan het werk waren. Dat zijn aanwezigheid in de (werk)straat een controlerende functie had, volgt naast de verklaringen van aangeefsters, ook uit een bericht dat verdachte heeft gestuurd naar [slachtoffer 5] , inhoudende ‘dat hij in de buurt is en dat zij niet moet lullen dat de straat dood is’. De bovengenoemde door verdachte aangewende middelen hebben de wil van aangeefsters dusdanig beïnvloed dat niet meer gesproken kan worden van een geheel vrije wil.
Geweld en/of dreiging met geweld
Uit de verklaringen van aangeefsters is gebleken dat zij – soms in elkaars aanwezigheid – meermalen door verdachte zijn mishandeld wanneer zij niet deden wat verdachte wilde of wanneer zij waren weggelopen bij verdachte. Daarnaast blijkt uit deze verklaringen dat in elk geval [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] veelvuldig zijn bedreigd door verdachte wanneer zij aangaven weg te willen gaan bij verdachte of als zij aangifte tegen verdachte zouden doen.
(Vermeende) vrijwillige prostitutie
Nu verdachte gebruik heeft gemaakt van voornoemde middelen is voor een bewezenverklaring niet van belang of aangeefsters al dan niet hebben ingestemd met het werken in de prostitutie. Door het gebruik van deze middelen heeft verdachte hen immers in een uitbuitingssituatie doen belanden en verkeerden zij niet in een positie waarin zij vrijelijk konden beslissen om hun werkzaamheden te verrichten of te beëindigen.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde ‘gedwongen seks met verdachte’. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaringen van aangeefsters hieromtrent onvoldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen. Hoewel daartoe, bewijstechnisch gezien, geen noodzaak bestaat acht de rechtbank steunbewijs voor een dergelijk zware beschuldiging, wel nodig. Nu steunbewijs op dat punt ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel.
Oogmerk van uitbuiting
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van “uitbuiting’ in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de weging van de relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Daarbij komt bijvoorbeeld betekenis toe aan de aard en de duur van de tewerkstelling, de beperkingen die dat voor de betrokkene(n) meebracht en het voordeel dat daarmee door de tewerksteller is behaald. Voor de vervulling van deze delictsomschrijving is niet nodig dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit.
Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van alle vijf de aangeefsters evident sprake was van uitbuiting. Door gebruik te maken van voornoemde middelen heeft verdachte de aangeefsters tot prostitutiewerk aangezet. Daarmee is sprake van onvrijwillige prostitutie, en dus van uitbuiting. Het hele handelen van verdachte was ook gericht op het laten werken van de aangeefsters in de prostitutie om daarmee winst te maken en een ‘win-win’ situatie te behalen.
Artikel 273f, eerste lid sub 4 Sr
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, heeft verdachte aangeefsters door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f, eerste lid sub 6 en sub 9 Sr
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven omtrent de middelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt voorts dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van aangeefsters, alsmede dat hij aangeefsters heeft bewogen tot het afstaan van een groot deel van de opbrengsten van hun verdiensten in de prostitutie.
In dit verband merkt de rechtbank – wellicht ten overvloede – nog op dat het haar op geen enkele wijze duidelijk is geworden of en hoe verdachte, anders dan door het geld van de genoemde aangeefsters, in zijn levensonderhoud voorzag. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte in zijn levensonderhoud kon voorzien enkel uit de opbrengsten van zijn eigen [bedrijfsnaam 2] , zoals door hem is verklaard. Verdachte heeft immers in de afgelopen jaren geen aangifte gedaan van zijn inkomsten bij de belastingdienst en zijn er evenmin transacties waargenomen op zijn vijf bankrekeningen die duiden op een normaal levensonderhoud uit een legaal bedrijf. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat verdachte de beschikking had over grote sommen contante bedragen en dat hij hiermee ook grote uitgaven heeft gedaan.
Medeplegen
Hoewel uit het dossier volgt dat verdachte bij zijn handelen geregeld gebruik heeft gemaakt van de diensten van andere personen, is de rechterbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat daarbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen. Van dit onderdeel zal de rechtbank verdachte derhalve vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank is daarom van oordeel dat de aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde varianten van mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van het medeplegen en met uitzondering van het hebben van gedwongen (anale) seks.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2009 tot 1 juli 2011, te Den Haag en Amsterdam en Almere en elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dreiging met geweld, door misleiding danwel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk
vanuitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1)
en
- die [slachtoffer 1] , (telkens) (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die
[slachtoffer 1]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
en
- die [slachtoffer 1] (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden,
immers heeft verdachte onder meer:
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 1] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 1] naar klanten gebracht en gehaald en
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd of laten controleren en
- die [slachtoffer 1] bewogen om (een groot gedeelte) van haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 1] gehuisvest en
- andere meisjes/vrouwen in haar aanwezigheid geslagen en
- bij die [slachtoffer 1] tatoeages (met zijn kenmerk) op haar lichaam geplaatst;
2.
hij in de periode van 1 november 2009 tot 1 mei 2010, te Den Haag en Amsterdam en Almere en elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door
misleiding danwel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1)
en
- die [slachtoffer 2] , (telkens) (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1omschreven middelen) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die
[slachtoffer 2]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
en
- die [slachtoffer 2] (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden,
immers heeft verdachte onder meer:
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 2] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 2] naar klanten gebracht en gehaald en
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en laten controleren en
- die [slachtoffer 2] bewogen om (een groot gedeelte) van haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 2] gehuisvest en
- bij die [slachtoffer 2] tatoeages (met zijn kenmerk) op haar lichaam geplaatst;
3.
hij in de periode van 1 september 2009 tot 1 september 2010, te Den Haag en Amsterdam en Almere en elders in Nederland en in Antwerpen, een ander, te weten [slachtoffer 3] , (telkens) door geweld of door dreiging met geweld of misleiding danwel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk
vanuitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1)
en
- die [slachtoffer 3] telkens (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die
[slachtoffer 3]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6)
en
- die [slachtoffer 3] (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden,
immers heeft verdachte onder meer:
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 3] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 3] naar klanten gebracht en gehaald en
- die [slachtoffer 3] gecontroleerd en laten controleren en
- die [slachtoffer 3] bewogen om (een groot gedeelte) van haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 3] gehuisvest en
- voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie laten ontstaan en
- die [slachtoffer 3] (meermalen) geslagen en aan de haren getrokken en
- bij die [slachtoffer 3] tatoeages (met zijn kenmerk) op haar lichaam geplaatst;
4.
hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 21 oktober 2010, te Den Haag en elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 4] , (telkens) door geweld of door dreiging met geweld of door misleiding danwel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk
vanuitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1)
en
- die [slachtoffer 4] , (telkens) (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte
wist dat die
[slachtoffer 4]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6)
en
- die [slachtoffer 4] (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden,
immers heeft verdachte onder meer:
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 4] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 4] naar klanten gebracht en gehaald en
- die [slachtoffer 4] gecontroleerd en laten controleren en
- die [slachtoffer 4] bewogen om (een groot gedeelte) van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 4] gehuisvest en
- die [slachtoffer 4] bedreigd en onder druk gezet door te zeggen dat hij haar dood zou maken als zij aangifte zou doen en een dreigende situatie voor die [slachtoffer 4] te doen ontstaan en
- die [slachtoffer 4] (meermalen) geslagen en
- die [slachtoffer 4] bewogen softdrugs (weed) te gebruiken en
- bij die [slachtoffer 4] tatoeages (met zijn kenmerk) op haar lichaam geplaatst
5.
hij in de periode van 27 november 2011 tot 1 april 2014, te Den Haag en Amsterdam en Groningen en elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 5] , (telkens) door geweld of door dreiging met geweld of door misleiding danwel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk
vanuitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1)
en
- die [slachtoffer 5] , (telkens) (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die
[slachtoffer 5]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, (sub 4)
en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6)
en
- die [slachtoffer 5] (met één of meer van de onder de in lid 1 sub 1 omschreven middelen) heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden,
immers heeft verdachte onder meer:
- die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 5] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 5] naar klanten gebracht en gehaald en
- die [slachtoffer 5] gecontroleerd en laten controleren en
- die [slachtoffer 5] bewogen om (een groot gedeelte) van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan en
- die [slachtoffer 5] gehuisvest en
- die [slachtoffer 5] bedreigd en onder druk gezet door te zeggen dat hij haar en haar moeder wat aan zou doen en
- die [slachtoffer 5] bewogen softdrugs (weed) te gebruiken en
- die [slachtoffer 5] (meermalen) geslagen en geschopt
enaan de haren naar de grond getrokken en
- de keel van die [slachtoffer 5] dichtgeknepen en
- die [slachtoffer 5] laten werken terwijl zij ziek was en
- bij die [slachtoffer 5] tatoeages (met zijn kenmerk) op haar lichaam geplaatst.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5:
telkens: mensenhandel, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een vijftal jonge vrouwen. Hij heeft deze vrouwen, die zich steeds in een kwetsbare positie bevonden, op geraffineerde en systematische wijze bespeeld door hen een mooie (al dan niet gezamenlijke) toekomst voor te spiegelen nadat zij genoeg zouden hebben verdiend in de prostitutie. Zijn handelswijze heeft ertoe geleid dat de vrouwen tegen betaling seks met prostituanten hebben gehad. De slachtoffers bevonden zich bij deze prostitutiewerkzaamheden in een uitbuitingssituatie, waarin zij het door hen verdiende geld hebben (moeten) afgeven aan de verdachte. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarbij hij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, zijn eigen (financiële) belangen op de voorgrond heeft gesteld. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden. Dat beeld komt ook naar voren uit de verklaringen van twee van de slachtoffers. Hoewel zij hun leven graag direct weer zouden willen oppakken, geven zij aan zich te schamen, het vertrouwen in zichzelf te zijn verloren en nog steeds emotionele schade te ondervinden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat:
  • de verdachte kort na de eerste ontmoeting van alle slachtoffers wist dat zij zich in een kwetsbare positie bevonden en daarvan grovelijk misbruik heeft gemaakt;
  • de verdachte de slachtoffers controleerde of liet controleren;
  • de verdachte ten aanzien van verschillende slachtoffers geweld heeft gebruikt;
  • de verdachte verschillende slachtoffers heeft bedreigd;
  • de verdachte bij de slachtoffers een tatoeage met zijn logo heeft gezet, hen als het ware heeft gebrandmerkt;
  • de verdachte de slachtoffers in zijn macht had en hen bij eventuele weerstand met succes kon overreden tot het volgen van zijn wil;
  • de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan de feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2015 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 16 september 2015. De reclassering acht het recidiverisico laag/gemiddeld en adviseert, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en het aantal slachtoffers, een voorwaardelijke vrijheidsstraf niet op zijn plaats is en zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur opleggen. Gelet op opgelegde straffen in soortgelijke zaken, zal de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. L.A.M.G. Wellen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 174.750,00.
[slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. L.A.M.G. Wellen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 62.341,00.
[slachtoffer 3] , bijgestaan door mr. L.A.M.G. Wellen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 188.495,25.
[slachtoffer 4] , bijgestaan door mr. L.A.M.G. Wellen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 73.125,00.
[slachtoffer 5] , bijgestaan door mr. M.A.J. Kubatsch, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 421.600,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu zij vanwege hun niet eenvoudige aard een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren zoals bedoeld in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat een (volledig) onderzoek naar de dagopbrengsten van de benadeelde partijen een onevenredige belasting vormt van het strafgeding. Zij zal bij de vaststelling van de materiële schade dan ook uitgaan van een standaard en vast bedrag aan inkomsten per dag dat vaker in de jurisprudentie wordt gehanteerd en dat aansluit op de inhoud van het dossier en de bewezenverklaarde periode. Eventuele niet gewerkte dagen en dagen waarop minder is verdiend, alsmede eventuele afwijkingen ten opzichte van de bewezenverklaarde periode, zijn in het hierna te noemen bedrag verdisconteerd. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank een bedrag vast van € 200,00. Het genoemde bedrag betreft een voorzichtige raming die naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële dagopbrengst kan worden aangemerkt. Bij de berekening van de navolgende bedragen gaat de rechtbank – wederom vanuit een voorzichtige insteek – uit van een werkweek van 5 dagen. De rechtbank komt daarmee op de volgende berekeningen:
Ten aanzien van
[slachtoffer 1]bedraagt dit een periode van 17 maanden (de periode van 1 oktober 2009 tot 1 juli 2011 met een onderbreking van 4 maanden), omgerekend en naar boven afgerond 74 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 74.000,00aan materiële schade oplevert. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van
[slachtoffer 2]bedraagt dit een periode van 6 maanden (de periode van 1 november 2009 tot 1 mei 2010), omgerekend 26 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 26.000,00aan materiële schade oplevert.
Ten aanzien van
[slachtoffer 3]bedraagt dit een periode van 9 maanden (de periode van 1 september 2009 tot 1 juni 2010), omgerekend 39 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 39.000,00aan materiële schade oplevert.
Ten aanzien van
[slachtoffer 4]bedraagt dit een periode van 3 maanden en 20 dagen (de periode van 1 juli 2010 tot 21 oktober 2010 maanden), omgerekend en afgerond 16 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 16.000,00aan materiële schade oplevert.
Ten aanzien van
[slachtoffer 5]bedraagt dit een periode van 31 maanden (de periode van 27 november 2011 tot 1 april 2014), omgerekend en afgerond naar boven 113 weken, maal 5 werkdagen per week, maal € 200,00 per dag, hetgeen een totaal bedrag van
€ 113.000,00aan materiële schade oplevert.
Immateriële schade
De rechtbank acht in het licht van de bewezenverklaarde feiten de navolgende bedragen naar billijkheid (als voorschot) op de door de benadeelde partijen geleden schade toewijsbaar:
  • ten aanzien van [slachtoffer 1] een bedrag van
  • ten aanzien van [slachtoffer 2] een bedrag van
  • ten aanzien van [slachtoffer 3] een bedrag van
  • ten aanzien van [slachtoffer 4] een bedrag van
  • ten aanzien van [slachtoffer 5] een bedrag van
De rechtbank zal voor het overige deel van de vorderingen, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vorderingen in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tot slot merkt de rechtbank met betrekking tot de vordering van aangeefster [slachtoffer 1] op dat het al reeds uitbetaalde voorschot van € 10.000, 00 door het Schadefonds geweldsmisdrijven, gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 4 Wet schadefonds geweldsmisdrijven, zal worden verrekend met het aan [slachtoffer 1] toe te kennen bedrag. Voor dat deel van de vordering, groot € 10.000,00 zal [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de wettelijke rente steeds toewijzen met ingang van de datum, gelegen op de helft van de bewezenverklaarde periode.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen:
- ten aanzien van [slachtoffer 1] over (€ 74.000,- + € 17.000,- /- € 10.000,- =) € 81.000,- met ingang van 14 juni 2010;
- ten aanzien van [slachtoffer 2] over (€ 26.000,- + € 6.000,- =) € 32.000,- met ingang van 25 januari 2010;
- ten aanzien van [slachtoffer 3] over (€ 39.000,- + € 9.000,- = ) € 48.000,- met ingang van 11 januari 2010;
- ten aanzien van [slachtoffer 4] over (€ 16.000,- + € 4.000,- =) € 20.000,- met ingang van 23 augustus 2010 en
- ten aanzien van [slachtoffer 5] over (€ 113.000,- + € 10.000,- =) € 123.000,- met ingang van 30 december 2012.
Nu de vorderingen grotendeels worden toegewezen, wordt verdachte voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling
aan de Staatvan:
- een bedrag groot
€ 81.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 1];
- een bedrag groot
€ 32.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 2];
- een bedrag groot
€ 48.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 januari 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 3];
- een bedrag groot
€ 20.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 4];
- een bedrag groot
€ 123.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 5] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerp zal worden teruggeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde goed.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5:
telkens: mensenhandel, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) JAAR;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggave aan verdachtevan het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK Ketting Koningscollier
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] , een bedrag van
€ 81.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] , een bedrag van
€ 32.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van
€ 48.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] , een bedrag van
€ 20.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 5] , een bedrag van
€ 123.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] voor het overige deel niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat zij dit deel van de vorderingen in zoverre bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 81.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 1] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2010;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 32.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 2] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 januari 2010;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 195 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 48.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 3] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 januari 2010;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 275 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 20.000,00 ten behoeve van het [slachtoffer 4] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2010;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 135 dagen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 123.000,00 ten behoeve van [slachtoffer 5] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2013;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. J. Smeets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Peet, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2013177006, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 588) en onderverdeeld in verschillende zaaksdossiers.
2.Proces-verbaal van bevindingen, Voorgeleidingsdossier, blz. 114.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 13.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 15.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 12.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 15, Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 30 en 31.
8.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 15 en Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 30.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 15, Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 30 en Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 22.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 16, Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 30 en Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 22.
12.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8 en Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 7.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 15 en 16.
14.Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
15.Proces-verbaal psychodiagnostisch onderzoek, ZD [slachtoffer 4] , blz. 73.
16.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , Aanvullend zaaksdossier [slachtoffer 2] , blz. 16.
17.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 7.
18.Proces-verbaal van intakegesprek [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 7 en Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8.
19.Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
20.Verhoor rechter-commissaris [slachtoffer 5] , d.d. 25 januari 2016, blz. 2 onder 9.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 16.
22.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 21, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 16, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 16 en 17, Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 34, Verhoor rechter-commissaris [slachtoffer 5] , d.d. 25 januari 2016, blz. 2 onder 10.
23.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 24, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 17, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 17, Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 38 en Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris op 25 januari 2016, blz. 2 onder 11, 12 en 18 en Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
24.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 17, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 18.
25.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 30.
26.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 26 en Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 34.
27.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 10, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 18, Proces- verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 19, Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 35 en Verslag informatief gesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 34 en 38.
28.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 10 en Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 18.
29.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 35.
30.Proces- verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 19.
31.Verslag informatief gesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 38.
32.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 10 en Verslag informatief gesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 38.
33.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
34.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 15, 17 en 21 en Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 4 februari 2016 onder punt 23.
35.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
36.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 21-22.
37.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8.
38.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 16 en 17.
39.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
40.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 35 en 37. Proces-verbaal bevindingen, Voorgeleidingsdosser, blz. 112.
41.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 9.
42.Proces-verbaal controles [slachtoffer 5] Den Haag, ZD [slachtoffer 5] , blz 106, Proces-verbaal aantreffen [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 23.
43.Verslag informatief gesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 32.
44.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [slachtoffer 5] , blz. 103 – 105 en 106-108, Proces-verbaal van bevindingen, ZD [slachtoffer 5] , blz. 99 en Proces-verbaal van bevindingen, Voorgeleidingsdossier, blz. 103 - 104 en Proces-verbaal Geleen 128 – [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 26 en 27.
45.Proces-verbaal van bevindingen Geleen 130 – [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 115 en 116, Proces-verbaal van bevindingen Geleen 23- [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 117, Proces-verbaal van bevindingen [adres 1] – [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 119, Proces-verbaal van bevindingen administratie [adres 2] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 121, Proces-verbaal van bevindingen [adres 3] - [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 122 -125 en Proces-verbaal [adres 4] te Amsterdam – [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 126.
46.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [slachtoffer 4] , blz. 26.
47.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 35, Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 18, Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 58, Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 17 en Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 9.
48.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 47, Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commisaris, d.d. 25 januari 2016, onder punt 90, Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 18, Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 24 en Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz 10.
49.Proces-verbaal uitkomsten medische informatie [slachtoffer 1] , met bijgevoegd een geneeskundige verklaring, ZD [slachtoffer 1] , blz. 53 en 54, Proces-verbaal uitkomsten medische info [slachtoffer 4] (Westeinde ziekenhuis), met bijgevoegd een geneeskundige verklaring, ZD [slachtoffer 4] , blz. 69 en 72, Proces-verbaal, met bijgevoegd een geneeskundige verklaring, ZD [slachtoffer 5] , blz. 208 en 209.
50.Proces-verbaal intakegesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 34.
51.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 17, Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 18.
52.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 34 en Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d.11 februari 2016 onder punt 16.
53.Verslag informatiefgesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 29 en Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 57 – 58.
54.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 35.
55.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 11 februari 2016, onder punt 41.
56.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
57.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 1 februari 2016, onder punt 21, Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 33 en Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 36.
58.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , blz. 16 en 17, Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris, d.d. 1 februari 2016 onder punt 15 en Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris [slachtoffer 5] , d.d. 25 januari 2016, onder punt 11 en 12.
59.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 16 en Proces-verbaal intake [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 8.
60.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 29 en 30.
61.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 30.
62.Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , blz. 31, Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 5] bij de rechter-commissaris d.d. 25 januari 2016, onder punt 12.
63.Proces-verbaal intakegesprekgesprek [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 9
64.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 46 en 47.
65.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 3] bij de rechter-commisaris d.d. 4 februari 2016, onder 57.
66.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 59.
67.Verslag informatief gesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
68.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 52.
69.Verslag informatief gesprek [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
70.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4] bij rechter-commissaris d.d. 1 februari 2016, onder punt 19.
71.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , ZD [slachtoffer 1] , blz. 26.
72.Proces-verbaal vervolg aangifte [slachtoffer 4] , ZD [slachtoffer 4] , blz. 46.
73.Proces-verhoor van verhoor aangever [slachtoffer 2] , ZD [slachtoffer 2] , blz. 19.
74.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 februari 2016, onder punt 38.
75.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 19.
76.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] , ZD [slachtoffer 3] , blz. 33.
77.Verslag informatiefgesprek mensenhandel [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 31.
78.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 182.
79.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 66.
80.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 1 februari 2016, onder punt 24.
81.Verklaringen verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2016.
82.Proces-verbaal bankrekeningen en fiscale gegevens [verdachte] , Algemeen dossier, blz. 271 – 279.
83.Proces-verbaal van bevindingen Tapgesprekken [verdachte] , Algemeen dossier, blz. 65.
84.Proces-verbaal van bevindingen SMS-en [alias verdachte] en [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 190.
85.Proces-verbaal van bevindingen SMS-en [alias verdachte] en [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 196.
86.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 5] , ZD [slachtoffer 5] , blz. 48.
87.Proces-verbaal van bevindingen Tapgesprekken [verdachte] , Algemeen dossier, blz. 68.
88.Proces-verbaal van bevindingen Tapgesprekken [verdachte] , Algemeen dossier, blz. 70.
89.Proces-verbaal van bevindingen dossier [onderzoeksnaam 2] , blz. 469 en Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar digitale bestanden 10-0414-4, Algemeen dossier, blz. 514, 515 en 516.
90.Proces-verbaal van bevindingen dossier [onderzoeksnaam 2] , Algemeen dossier, blz. 471.
91.Proces-verbaal van derde verhoor verdachte [naam verdachte van onderzoeksnaam 2] , Algemeen dossier, blz. 538, 546 en 547.
92.Memorie van toelichting Implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (Pb EU L101), blz. 17.