ECLI:NL:RBDHA:2016:3724
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toepassing van lijfsdwang ter zake achterstallige kinderalimentatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die beiden ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De vrouw vorderde toestemming om de man, die in gebreke bleef met het betalen van kinderalimentatie, door middel van lijfsdwang te dwingen tot betaling. De man had een achterstand van € 13.604,36 opgebouwd in zijn alimentatieverplichtingen, die hij sinds februari 2016 niet had voldaan. De vrouw had eerder al geprobeerd om de man via het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) tot betaling te bewegen, maar zonder succes.
De voorzieningenrechter overwoog dat een rechterlijke uitspraak over kinderalimentatie nagekomen moet worden en dat het executiemiddel lijfsdwang alleen kan worden toegepast als andere dwangmiddelen niet effectief zijn. De vrouw had voldoende aangetoond dat de man niet vrijwillig aan zijn verplichtingen voldeed en dat eerdere pogingen om hem tot betaling te bewegen waren mislukt. De man voerde aan dat hij niet in staat was om te betalen, maar de voorzieningenrechter verwierp dit verweer, omdat de man niet had aangetoond dat de eerdere draagkrachtberekening niet meer klopte.
Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw toe te wijzen, met de voorwaarde dat de gijzeling maximaal dertig dagen zou duren en pas na veertien dagen na betekening van het vonnis zou ingaan. De kosten van de procedure zouden door beide partijen zelf gedragen worden. Dit vonnis benadrukt het belang van het nakomen van alimentatieverplichtingen en de mogelijkheden voor de rechter om dwangmiddelen toe te passen in familierechtelijke geschillen.