Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft op 1 januari 2002, onder de naam [naam 2] , een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 4 januari 2002 heeft verweerder die aanvraag afgewezen.
Op 25 oktober 2012 heeft eiser, onder de naam [naam 1] , opnieuw een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 2 november 2012 heeft verweerder die aanvraag afgewezen en tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar.
Op 16 november 2012 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Duitsland. De Duitse autoriteiten hebben Nederland verzocht om eiser over te nemen. Dit verzoek hebben de Nederlandse autoriteiten gehonoreerd.
Op 7 mei 2013 en op 7 juli 2013 heeft eiser wederom aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. In het kader van beide aanvragen is eiser niet verschenen voor zijn gehoor. Verweerder heeft deze aanvragen niet inhoudelijk afgedaan.
Op 18 september 2013 heeft eiser wederom een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 26 september 2013 heeft verweerder die aanvraag afgewezen.
Op 21 mei 2015 heeft eiser wederom een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 29 mei 2015 heeft eiser verweerder verzocht toepassing te geven aan artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat deze procedure is afgesloten, omdat eiser heeft nagelaten de benodigde gegevens in te brengen. Bij brief van 14 augustus 2015 heeft eiser zijn asielaanvraag van 21 mei 2015 ingetrokken.
Voorts heeft verweerder eiser op grond van artikel 66a, zevende lid, Vw in samenhang met artikel 6.5a, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van vijf jaar, omdat eiser meer dan een terugkeerbesluit heeft ontvangen en omdat hij zich nog op het Schengengrondgebied bevond terwijl er een inreisverbod van kracht was.
75. Ten aanzien van de aanwijzing van de verwijzende rechter dat de indiening van een asielverzoek door een persoon die voorwerp van een terugkeerprocedure is, volgens zijn eigen rechtspraak tot gevolg heeft dat enig terugkeerbesluit dat in het kader van die procedure is vastgesteld van rechtswege vervalt, moet worden benadrukt dat het nuttig effect van richtlijn 2008/115 hoe dan ook vereist dat een krachtens deze richtlijn ingeleide procedure, in het kader waarvan een terugkeerbesluit, in voorkomend geval gepaard gaand met een inreisverbod, is vastgesteld, kan worden hervat in het stadium waarin zij is onderbroken als gevolg van de indiening van een verzoek om internationale bescherming, zodra dat verzoek in eerste aanleg is afgewezen. De lidstaten mogen immers niet de verwezenlijking van de met deze richtlijn nagestreefde doelstelling, te weten de invoering van een doeltreffend beleid van verwijdering en terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, in gevaar brengen (zie in die zin arrest El Dridi, C‑61/11 PPU, EU:C:2011:268, punt 59).
De beroepsgrond slaagt niet.
Voorts is het inreisverbod vanwege de psychische klachten van eiser onrechtmatig. Eiser staat in Nederland onder behandeling. Na verwijdering zal hij deze behandeling niet kunnen ontvangen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit van 17 september 2015;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod van 17 september 2015, ongegrond.