In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 maart 2016, wordt de zaak behandeld tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag als verweerder en de Vereniging [X] als eiser. De rechtbank oordeelt over de verleende omgevingsvergunningen voor het tijdelijk plaatsen van 20 seizoensgebonden strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 1 oktober 2015, waarbij vergunningen zijn verleend aan de vergunninghouders [A] en [B]. De rechtbank stelt vast dat de vergunningen in strijd zijn met het bestemmingsplan en dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de Vereniging [X] niet voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken in de besluitvorming te herstellen binnen een termijn van zes weken. De beroepen van de individuele leden en bestuursleden van de vereniging worden niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de rechtbank de verdere beslissing aanhoudt tot de einduitspraak.