7.1.Artikel 1a van de Uitvoeringsregeling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
a. (…)
b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;”
8. De bewijslast voor de feiten en omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat eiseres voldoet aan de voorwaarden om als ANBI te kunnen worden aangemerkt, rust op eiseres. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij voor meer dan 90% het algemeen belang dient.
In de wet is geen definitie opgenomen van een algemeen nut beogende instelling. In de jurisprudentie (o.m. Hoge Raad 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314; LJN:AX2630) wordt ervan uitgegaan dat voor de beantwoording van de vraag of een stichting kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, niet slechts moet worden gelet op de statutaire doelstelling van de stichting, doch ook op hetgeen zij middels haar feitelijke werkzaamheden in werkelijkheid nastreeft.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat zij met haar feitelijke activiteiten het algemeen belang dient. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ter zitting is van de zijde van eiseres toegelicht dat haar activiteiten als doel hebben het bevorderen van het welzijn van mensen met een beperking en dat het zeilen daartoe het middel is. Dit wordt ook bevestigd door de door eiseres overgelegde verklaringen afkomstig van organisaties die actief zijn voor mensen met een beperking en een school voor speciaal onderwijs waarmee eiseres samenwerkt. Uit die verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de watersportactiviteiten van eiseres bijdragen aan het zelfvertrouwen en de sociale integratie en dat daarmee de verbetering van het welzijn van mensen met een beperking en sociaal zwakke kinderen wordt nagestreefd. De rechtbank betrekt bij dit oordeel voorts dat in de Memorie van Toelichting bij de ‘Geefwet’ (Vergaderjaar 2011-2012; Kamerstuk 33006, nr. 3, blz. 25 (regels 40 t/m 42) en blz. 26 (regel 1)) is uiteengezet dat organisaties die werkzaam zijn in de sportieve sfeer onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als ANBI. Daarbij moet, aldus de toelichting, worden gedacht aan organisaties die zich qua doelstelling richten op specifieke doelgroepen zoals jongeren in achterstandswijken of op gehandicapten, en die hun doel trachten te bereiken door middel van sportactiviteiten.