Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van [eiser] , met producties 1-28;
- de producties 1-23 van de TU Delft;
- de aanvullende producties 29-34 van [eiser] ;
- de aanvullende producties 24-26 van de TU Delft;
- de mondelinge behandeling op 2 maart 2015;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van de TU Delft.
2.De feiten
Beste [eiser] ,
en jou, onderstaand het voorstel voor verdere aanpak van E-Quarium en de afspraken met [de VOF] .
De TU Delft en [eiser] zijn het erover eens dat met betrekking tot E-Quarium een aantal zaken niet goed zijn verlopen. Daarbij zijn bij [eiser]
3) Er zal - gelet op de bevindingen over de casus zoals o.a. besproken op 27 maart - op basis van redelijkheid en billijkheid en rekening houdend met de omstandigheden van deze casus voor [eiser] een vorm van compensatie worden vastgesteld”.
Afspraken TU Delft - [eiser]
Partijen hebben de vraag besproken waar het IP-recht berust. Partijen hanteren binnen dit traject het uitgangspunt dat IP-rechten op het 2D prototype en de uitvinding bij [eiser] berusten. Tegelijkertijd kan TUD niet uitsluiten dat er mogelijk anderen zijn die ook rechten zouden kunnen doen gelden. Dit zal echter in dit traject niet verder onderzocht worden. Afgesproken is dat de TU Delft geen verantwoordelijkheid draagt voor de mogelijkheid dat derde partijen (anders dan de TU Delft, haar werknemers of anderszins aan haar verbonden partijen) mogelijk ook rechten hierop kunnen uitoefenen of pretenderen. Partijen zijn het erover oneens waar de rechten op het 3D prototype berusten en in hoeverre het 3D prototype voortbouwt op en afhankelijk is van de IP-rechten op het 2D prototype.
De IP-rechten kwestie betreffende het 3D prototype (zoals bedoeld onder 1) zal door een of meerdere externe, onafhankelijke, gezamenlijk aan te wijzen personen, zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 4 weken na aanstelling worden besloten. Beide partijen zullen zich committeren aan een uitspraak door deze personen.
Gedurende het experttraject (zoals bedoeld onder 2) is het aan TU Delft om het E-Quarium in te zetten ten behoeve van onderzoek en onderwijs. Hierbij dient TU Delft zich wel te realiseren dat dit zonder toestemming van [eiser] gebeurt. Zodoende bestaat de mogelijkheid dat deze periode invloed zal hebben op de vast te stellen schade (zoals bedoeld onder 4).
Op basis van de uitspraak door de expert(s) (zoals bedoeld onder 2), werken partijen toe naar een vaststelling van de door [eiser] eventueel geleden materiële en immateriële schade als gevolg van o.a. (i) het mogelijk ongeautoriseerde gebruik van E-Quarium door TU Delft, (ii) het mogelijk ten onrechte blokkeren van gebruik van E-Quarium door [eiser] , door TU Delft en (iii) de mogelijke belemmering van [eiser] 's afstuderen alsmede de
Deze schade zal door een of meerdere externe, onafhankelijke, gezamenlijk aan te wijzen schade-experts, zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 4 weken na aanstelling worden vastgesteld. Beide partijen zullen zich committeren aan een uitspraak door deze personen. Na vaststelling zal de schade door TU Delft aan [eiser] binnen 2 weken worden vergoed.
De kosten van het experttraject (zoals bedoeld onder 2) en het schade-experttraject (zoals bedoeld onder 4) komen gezien de genomen morele verantwoordelijkheid voor rekening van TU Delft. TU Delft betracht tijdens het traject volledige openheid m.b.t. inzet van E-Quarium.
Het moment van aanwijzing van de betreffende experts binnen de te volgen trajecten zullen uiterlijk binnen 2 weken vanaf het moment van ondertekening van deze afspraken plaatsvinden.
Daarnaast zal de TU Delft gezien de genomen morele verantwoordelijkheid de in redelijkheid te maken kosten voldoen van juridische ondersteuning van [eiser] in dit traject, ingeschat voorlopig op maximaal EUR 7.500,- ex BTW. Indien noodzakelijk kan dit bedrag in onderling overleg worden verhoogd.
Voor de TU Delft is deze casus tevens aanleiding om beleid te ontwikkelen om een dergelijke problematiek in de toekomst te voorkomen. Dit omvat tenminste een richtlijn over hoe om te gaan met IP in dit soort situaties, zowel voor faculteiten als studenten.
Partijen maken voorts binnen 4 weken een duidelijke afspraak over het
Partijen hebben beiden argumenten, dossiers en andere bewijsstukken ingebracht. Op 16 juni 2015 is door de twee adviseurs een tussenconclusie genomen op basis van de Auteurswet. Op 3 juli 2015 is een bijeenkomst georganiseerd waar partijen nadere argumenten konden inbrengen aangaande de tussenconclusie en waar nadere informatie en argumenten zijn verzameld over de overige aspecten van de zaak. Een gespreksverslag hiervan is opgesteld op 8 juli 2015; naar aanleiding van reacties van partijen is dit verslag aangevuld en in definitieve vorm opgesteld op 17 juli 2015. Vervolgens is op 23 juli 2015 een concept van dit advies aan partijen voorgelegd. Partijen hebben beiden een reactie op het conceptadvies geleverd en op elkaars reactie gereageerd. De adviseur heeft vervolgens deze reacties (en reacties op elkaars reactie) verwerkt en het advies op 10 augustus 2015 definitief gemaakt.
Het oordeel van mr. [A] betekent dat elk gebruik door de TU van het
Zoals eerder aangegeven (…) dient op basis van het bindend advies van
Concreet stelt de heer [eiser] dat de TU Delft hem voor vier schadeposten zou moeten compenseren:
U lijkt ervan uit te gaan dat al vaststaat tussen partijen dát de TU Delft onrechtmatig tegenover u heeft gehandeld en dát u daardoor schade hebt geleden die de TU Delft moet vergoeden, en dat de deskundigen alleen nog deze schade hoeven te begroten/waarderen. Dat is dus niet zo. De beantwoording van de ‘voorvragen’ (aansprakelijkheid, oorzakelijk verband) moet nog integraal
De vraag is hier wat partijen zijn overeengekomen in de vaststellings-overeenkomst van 24 april 2015. (…)
Anders dan de heer [eiser] meent, is E-Quarium alleen gebruikt in het SusLab-project. Er was en er is geen ander intern of extern onderzoeksproject waarin E-Quarium is gebruikt. Er is (dan ook) geen onderzoeksfinanciering mee binnengehaald. E-Quarium is gepresenteerd in de Corporate Brochure van IO en die van het Suslab en op Open Dagen in 2013 en 2014”.
Graag verneemt de TU Delft eerst schriftelijk van u of u zich al of niet kunt vinden in het laatste voorstel d.d. 6 november 2015 (zie bijlage), waarna, indien positief, wij de beoogde experts kunnen benaderen en vragen om een aangepaste Procedurebrief. Op basis van een aangepaste Procedurebrief komen wij terug op uw verzoek om verdere verhoging van uw juridisch budget en de redenen die u daarvoor aangeeft”.
3.Het geschil
een of meerdere (andere) schade-experts een uitspraak doen m.b.t. de door [eiser] geleden schade”. Onder punt vijf van de vaststellingsovereenkomst staat dat de aan te stellen schade-experts door hem geleden schade “
zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 4 weken na aanstelling” zullen vaststellen. Uit deze bewoordingen blijkt dat partijen een snelle afwikkeling van het geschil voorstaan, zonder uitgebreid juridisch debat. Ter ondersteuning van zijn standpunt wijst [eiser] verder op de door de TU Delft opgestelde concept-overeenkomst (zie 2.6), waarin de voorgestelde tekst luidt dat “
op basis van redelijkheid en billijkheid en rekening houdend met de omstandigheden van deze casus voor [eiser] een vorm van compensatie [zal] worden vastgesteld”. Ook deze bewoordingen duiden er op dat het niet de bedoeling van partijen is geweest dat nog een uitvoerig juridisch debat zal moeten worden gevoerd. Tussen partijen is hierover steeds overeenstemming geweest, ook na het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst heeft de TU Delft nog diverse uitlatingen gedaan waaruit blijkt dat na het oordeel van mr. [A] uitsluitend nog de vaststelling van de omvang van de schade aan de orde zou komen. Door thans ruimte te claimen voor een nieuw juridisch debat over onder meer onrechtmatigheid en aansprakelijkheid handelt de TU Delft in strijd met hetgeen tussen partijen is overeengekomen, aldus [eiser] . [eiser] betwist dat zijn standpunt inhoudt dat hem een blanco cheque wordt gegeven ter zake de omvang van de schade. In het debat over de omvang van de schade kan de vraag welke schadeposten voor (volledige) vergoeding in aanmerking komen nog aan de orde komen, evenals de vraag in hoeverre bepaalde schade aan de TU Delft kan worden toegerekend.
naar een vaststelling van de door [eiser]eventueelgeleden materiële en immateriële schade”. Het woord “eventueel” ontbrak in een eerder door [eiser] geschreven concept waarmee de TU Delft mede om die reden niet kon instemmen. Verder noemt de vaststellingsovereenkomst als voorbeelden van schadeposten het
mogelijkongeautoriseerde gebruik van E-Quarium door TU Delft, het
mogelijkten onrechte blokkeren van gebruik van E-Quarium door [eiser] , door TU Delft en de
mogelijkebelemmering van [eiser] 's afstuderen alsmede de handelswijze van TU Delft in zake