Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
1.1 De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 december 2011 overwogen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas in zijn geheel ongeloofwaardig is te achten. Met de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2012 is dit oordeel in rechte komen vast te staan. In de onderhavige aanvraag heeft eiser nieuwe documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn eerdere asielrelaas. Bovendien heeft hij gesteld homoseksueel te zijn, hetgeen hij in de eerdere asielprocedures niet naar voren heeft durven brengen.
- identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- twee documenten ter onderbouwing van het eerdere relaas;
- de gestelde homoseksuele gerichtheid.
- bijvoorbeeld tijdens de asielprocedure in 2011 - had kunnen en daarom had moeten inbrengen. Hetgeen eiser in de gronden van beroep en ter zitting heeft aangevoerd, namelijk dat het gezien de veiligheidssituatie in Afghanistan moeilijk was om de documenten te verkrijgen, dat de legalisatie van de documenten lang heeft geduurd en dat de neef van eiser die werk heeft gemaakt van de legalisering een tijd van zijn vrijheid beroofd is geweest, geeft de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het voor eiser feitelijk onmogelijk is geweest om de informatie in een eerder stadium in te brengen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat eiser in de periode tussen de gestelde gebeurtenissen in 2004 en de vlucht uit het land van herkomst in 2011 ruim de tijd heeft gehad om de documenten te verzamelen. De documenten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangemerkt als nova.
hijdergelijk gedrag openlijk zou vertonen, dit tot repercussies voor hem zou leiden. Anders dan verweerder heeft gesteld, blijkt hieruit echter nog niet dat eiser zich daarmee ook ten volle realiseerde dat hij zelf een homoseksueel is. Het hebben van gevoelens voor leden van hetzelfde geslacht en het zich bewust zijn van die gevoelens betekent immers nog niet persé dat men tegelijkertijd weet dat dit uit een eigen homoseksuele gerichtheid voortvloeit. Uit de eerder weergegeven verklaringen van eiser valt op te maken dat juist omdat hij in Nederland geconfronteerd werd met vrouwen, hij zich toen pas realiseerde dat zijn gevoelens voor mannen niets met de specifieke maatschappelijke omstandigheden te maken hadden, maar voortkwamen uit een innerlijke gesteldheid. De beroepsgrond slaagt.
8.1 Nu, blijkens het voorgaande, tussen partijen niet in geschil is dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen met toepassing van het bepaalde onder g, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen eiser heeft aangevoerd over de eveneens door verweerder toegepaste grond genoemd onder f, geen bespreking behoeft.
10. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 992,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
op voorhandafbreuk aan de geloofwaardigheid van het gestelde. Deze wijze van beoordelen en motiveren is in strijd met het door verweerder gevoerde beleid van paragraaf C1/4.6, Vc. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het verschil uitmaakt of een vreemdeling bij de tweede asielaanvraag aanvoert dat hij homoseksueel is, of dat hij dit pas bij de vierde asielaanvraag aanvoert, en dat de laatstgenoemde situatie verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Dit standpunt wordt door de rechtbank niet gevolgd, nu dit op geen enkele wijze steun vindt in het beleid.
Verzoek om een voorlopige voorziening
Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 496,- te betalen.