ECLI:NL:RBDHA:2016:3069
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van cumulatieve voorwaarden Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiseres, geboren in 1979 en van Azerbeidzjaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, met de stelling dat zij buiten haar schuld Nederland niet kon verlaten. De rechtbank overweegt dat eiseres geen ambtsbericht met een positief zwaarwegend advies van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft overgelegd, waaruit blijkt dat aan alle cumulatieve voorwaarden is voldaan. De rechtbank stelt vast dat verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft meegewerkt aan haar vertrek, wat een contra-indicatie vormt voor de aanvraag. Dit oordeel is in lijn met eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 23 november 2015 een vergelijkbare zaak heeft behandeld.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank wijst erop dat de informatieplicht van verweerder niet inhoudt dat hij eiseres actief moet informeren over wijzigingen in het beleid. Eiseres had zelf actie moeten ondernemen door zich tot de DT&V te wenden voor bemiddeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.