ECLI:NL:RBDHA:2016:263
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van de Ziektewet en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Eiser, die zich op 25 oktober 2012 ziek had gemeld vanwege psychische klachten, ontving op dat moment een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Na het einde van de wachttijd op 23 oktober 2014 werd hem geen uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, omdat hij niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Eiser meldde zich opnieuw ziek per 29 december 2014, maar het Uwv weigerde hem een ZW-uitkering per 29 december 2014 en per 13 april 2015, met als argument dat hij niet ongeschikt was voor de geduide functies die hij kon vervullen.
Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn situatie was verergerd en dat hij recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat eiser in staat was zijn eigen werk te verrichten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van de aanspraak op ziekengeld. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies konden weerleggen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.