ECLI:NL:RBDHA:2016:2412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek specifieke zorgkosten en bewijslast bij belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de aftrek van specifieke zorgkosten door eiseres voor de jaren 2012 en 2013. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van de gemaakte zorgkosten bij eiseres ligt. Eiseres heeft diverse uitgaven opgevoerd, waaronder kosten voor hulpmiddelen, vervoer, dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om deze kosten aannemelijk te maken. De rechtbank wees erop dat voor specifieke zorgkosten de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen moet hebben gevoeld om deze uitgaven te doen en dat de uitgaven op eiseres moeten drukken.

De rechtbank heeft de door eiseres opgevoerde kosten voor hulpmiddelen, vervoer en genees- en heelkundige hulp niet als aftrekbaar erkend, omdat eiseres niet had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt of dat ze voldeden aan de wettelijke vereisten. De rechtbank benadrukte dat de aard van de specifieke zorgkosten vereist dat er schriftelijke bewijsstukken, zoals facturen, aanwezig zijn om de uitgaven te onderbouwen. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen recht op aftrek van specifieke zorgkosten was voor beide jaren. Eiseres had ook aangevoerd dat de afwijzing van de aftrek in strijd was met het non-discriminatiebeginsel, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke regeling geen onderscheid maakt naar leeftijd met betrekking tot de aftrek van specifieke ziektekosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 15/7587 en SGR 15/7588

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

10 maart 2016 in de zaken tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres(gemachtigde: A.M.H. Hogervorst),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 10 september 2015 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2012 en 2013 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2016.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [persoon B].

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. Met dagtekening 6 februari 2015 is aan eiseres een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 opgelegd naar, voor zover hier van belang, een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.064. Bij de aanslagregeling heeft verweerder een correctie toegepast op het aangegeven inkomen van € 2.021 (geen aftrek specifieke zorgkosten).
2. Met dagtekening 11 februari 2015 is aan eiseres een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 opgelegd naar, voor zover hier van belang, een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.427. Bij de aanslagregeling heeft verweerder een correctie toegepast op het aangegeven inkomen van € 3.420 (geen aftrek specifieke zorgkosten).
3. Artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001 noemt als uitgaven voor specifieke zorgkosten, de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor -onder andere-
a. genees-, en heelkundige hulp (…); b. vervoer; c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts; d. andere hulpmiddelen (…); f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriële regeling; g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels; (…).
4. Ten aanzien van de aftrek van specifieke zorgkosten rust op eiseres, als degene die de aftrek claimt, de bewijslast aannemelijk te maken dat zij dergelijke uitgaven heeft gedaan. Naast het algemene vereiste dat de uitgaven op eiseres moeten drukken geldt bij specifieke zorgkosten de voorwaarde dat de belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van de uitgaven (artikel 6.1, derde lid, van de Wet IB 2001).
2012:
5. Eiseres heeft in haar aangifte voor het jaar 2012 als uitgaven voor specifieke ziektekosten de navolgende posten opgevoerd:
- Uitgaven voor hulpmiddelen: € 528
- Uitgaven voor overige aanpassingen: € 143
- Uitgaven voor vervoer: € 200
- Dieetkosten: € 100
- Extra uitgaven kleding of beddengoed: € 310
- Genees- en heelkundige hulp:
€ 1.575
Totaal specifieke zorgkosten: € 2.856
Af drempel uitgaven specifieke zorgkosten:
€ 835 -/-
Aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten: € 2.021.
5.1.
Naar de rechtbank begrijpt stelt eiseres dat de uitgaven voor hulpmiddelen bestaan uit de kosten van de batterijen van haar gehoorapparaat. Vast staat dat een gehoorapparaat kan worden aangemerkt als niet-farmaceutisch hulpmiddel. De daarvoor benodigde batterijen zouden dan ook in aanmerking kunnen komen voor aftrek. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de kosten van batterijen het door haar afgetrokken bedrag belopen. Bij de stukken bevindt zich slechts één rekening uit november 2014 van € 25 voor batterijen. De theoretische berekening van de gemachtigde is onvoldoende onderbouwd om het afgetrokken bedrag van € 528 aannemelijk te maken. Verweerder heeft daarom terecht geweigerd deze kosten in aftrek toe te laten.
Als uitgaven voor overige aanpassingen heeft eiseres kosten opgevoerd die gemaakt zijn in verband met het verhogen van de koelkast. Op grond van artikel 6.17, tweede lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 geldt als voorwaarde voor de aftrek van de kosten dat de aanpassing vanwege een functiebeperking en op medisch voorschrift moet zijn aangebracht. Uit de stukken blijkt niet dat de aanpassing op medisch voorschrift is aangebracht. Deze kosten komen reeds daarom niet voor aftrek in aanmerking.
Uitgaven voor vervoer komen slechts dan voor aftrek in aanmerking als zij worden gemaakt in rechtstreeks verband met een medische behandeling. Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is. Vervoerskosten die verband houden met het functioneren van eiseres in de maatschappij zijn aftrekbaar voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van vergelijkbare belastingplichtigen die niet ziek of gehandicapt zijn. Dat dit laatste het geval zou zijn heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Met name is niet aannemelijk dat het gebruik van een auto met automatische transmissie is voorbehouden aan zieken of gehandicapten; ook valide mensen kiezen in toenemende mate voor het gemak van een dergelijke auto. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de uitgaven van eiseres uitstijgen boven hetgeen vergelijkbare personen die niet ziek of invalide zijn, plegen uit te geven aan vervoer.
Eiseres voert als kosten voor genees- en heelkundige hulp een bedrag op van € 1.575. Met uitzondering van een enkele tandartsrekening zijn deze kosten echter niet onderbouwd met schriftelijke stukken zoals rekeningen en/of betaalbewijzen. De rechtbank acht de uitgaven daarom niet aannemelijk. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat ‘aannemelijk maken’, anders dan bij ‘aantonen’, een lichte vorm van bewijs vergt. De aard van de specifieke zorgkosten brengt evenwel mee dat voor een begin van bewijs niet kan worden volstaan met een louter stellen dat de uitgaven gedaan zijn. Immers de uitgaven zijn niet gedaan voor goederen die zelf tot bewijs zouden kunnen bijdragen. Daarom mag verweerder bewijs verlangen in de vorm van schriftelijke bescheiden als facturen en dergelijke en, waar de wet dit verlangt, een medisch voorschrift.
Met de hiervoor gegeven oordelen komt de rechtbank niet meer toe aan een oordeel over de dieetkosten en de extra uitgaven voor kleding nu deze kosten tezamen het toepasselijke drempelbedrag niet overschrijden.
2013:
6. Eiseres heeft in haar aangifte voor het jaar 2013 als uitgaven voor specifieke ziektekosten de navolgende posten opgevoerd:
- Uitgaven voor vervoer: € 700
- Extra uitgaven kleding of beddengoed: € 310
- Genees- en heelkundige hulp:
€ 3.219
Totaal specifieke zorgkosten: € 4.229
Af drempel uitgaven specifieke zorgkosten:
€ 809 -/-
Aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten: € 3.420.
6.1.
Ter zake van de uitgaven voor vervoer verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor in 5.1 is overwogen. Ook voor het jaar 2013 is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van voor aftrek in aanmerking komende kosten voor vervoer.
Blijkens haar toelichting op de uitgaven voor genees- en heelkundige hulp wenst eiseres -onder meer- aftrek van de kosten ‘eigen bijdrage CAK ZMV’, in verband met haar verblijf in een zorghotel. Een dergelijke eigen bijdrage is echter ingevolge artikel 6.18, eerste lid, onder c, van de Wet IB 2001 nadrukkelijk van aftrek uitgesloten. Nu behoudens een enkele overgelegde tandartsrekening of kwitantie, de kosten voor genees- en heelkundige hulp niet zijn onderbouwd met bewijsstukken, zijn de uitgaven niet aannemelijk geworden.
Daarbij heeft tevens te gelden dat, zo er al kosten voor aftrek in aanmerking komen, deze niet boven het hierboven genoemde drempelbedrag van € 809 uitkomen. De rechtbank komt vanwege het toepasselijke drempelbedrag ook niet toe aan een beoordeling van de extra uitgaven voor kleding.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres over beide jaren geen recht heeft op aftrek wegens specifieke zorgkosten.
8. Namens eiseres is nog aangevoerd dat verweerders afwijzing van de aftrek strijd oplevert met het non-discriminatiebeginsel. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De toepasselijke wettelijke regeling maakt immers geen onderscheid naar leeftijd voor zover het de aftrek betreft van specifieke ziektekosten.
9. Ter zitting is namens eiseres nog gesteld dat in het kader van een controle van de aftrek van giften twee ambtenaren van de belastingdienst bij eiseres onaangekondigd een huisbezoek hebben afgelegd en daarom op onrechtmatige wijze informatie hebben ingewonnen. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de onaangekondigde controle moet leiden tot vernietiging van de aanslagen, althans het achterwege laten van de correcties.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een controle bij eiseres met betrekking tot de aftrek van giften niet worden aangemerkt als betrekking hebbend op het onderhavige geding. De aftrek van giften is immers niet in geschil en niet aannemelijk is dat de controle en de daaruit door de belastingdienst verkregen informatie voor verweerder van enig belang is geweest bij de besluitvorming in deze zaak. Ook van een door de gemachtigde in dit verband aangevoerde schending van artikel 8:42 van de Awb, is de rechtbank niet gebleken.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.