ECLI:NL:RBDHA:2016:2411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
16/2989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Chinese vrouw op basis van ongeloofwaardige bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 maart 2016 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Chinese vrouw, tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij haar asielaanvraag werd afgewezen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar haar aanvraag werd door verweerder als kennelijk ongegrond beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tijdens de procedure verschillende namen en geboortedata heeft opgegeven, wat vragen opriep over haar identiteit.

De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van eiseres' bekering tot het christendom beoordeeld, aangezien zij stelde dat zij door de Chinese autoriteiten werd gezocht vanwege haar geloof. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over haar bekering oppervlakkig en niet overtuigend waren. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres niet voldoende kennis had van de positie van christenen in China en de mogelijke gevolgen van haar bekering. De rechtbank volgde de gedragslijn van de staatssecretaris en concludeerde dat de bekering van eiseres niet geloofwaardig was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de aanvraag van eiseres af te wijzen op grond van het oude recht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte het nieuwe recht had toegepast, wat leidde tot een kortere beroepstermijn voor eiseres. De rechtbank heeft ook de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/2989 (beroep) en 16/2990 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 7 maart 2016 in de zaak tussen
[naam eiseres]
eiseres en verzoekster (hierna te noemen: eiseres),
gemachtigde mr. H.A.C. Klein Hesselink,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 februari 2016 (het bestreden besluit) waarbij de asielaanvraag van eiseres is afgewezen. Tevens heeft eiseres een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van uitzetting hangende het beroep.
De behandeling van het beroep en het verzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2016. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig G.S. Nie, tolk in het Mandarijn-Chinees. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft tijdens het gehoor aanmeldfase verklaard dat zij Xiao Mei Zhang heet, is geboren op [geboortedag1] 1967 en de Chinese nationaliteit bezit. Tijdens het eerste gehoor heeft zij verklaard dat zij [naam 1] heet en is geboren op [geboortedag2] 1967. Op 20 februari 2016 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres bestaat uit de volgende relevante elementen:
- Eiseres stelt [naam 2] te zijn, geboren op 24 februari 1967, van Chinese nationaliteit.
- Eiseres stelt sinds november 2012 christen te zijn.
- Eiseres stelt door de Chinese autoriteiten te worden gezocht. Zo zou de politie zijn binnengevallen tijdens een huisbijeenkomst van gelovigen van de protestantse kerk medio augustus 2014 en zou de politie herhaaldelijk naar het huis van eiseres zijn gegaan.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig in verband met de gegevens die zijn gevonden in NVIS. De gestelde bekering tot het christendom, alsmede de daaruit voortvloeiende problemen met de Chinese autoriteiten, acht verweerder ongeloofwaardig.
4. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Op 20 juli 2015 is de wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vw ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) in werking getreden. De asielaanvraag van eiseres dateert van vóór 20 juli 2015. Gelet op het overgangsrecht van de Procedurerichtlijn heeft dit tot gevolg dat verweerder in het bestreden besluit het oude recht had moeten toepassen. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:510). Verweerder heeft evenwel het nieuwe recht toegepast door de aanvraag van eiseres af te wijzen als kennelijk ongegrond. In zoverre is het bestreden besluit in strijd met artikel 52 van de Procedurerichtlijn. Wat dit betekent voor de uitkomst van deze beroepsprocedure, zal later in deze uitspraak aan de orde komen.
6. De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de vraag of de gestelde bekering van eiseres tot het christendom geloofwaardig is.
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 24 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA0955), blijkt dat de staatssecretaris een vaste gedragslijn toepast bij het onderzoek naar de door een vreemdeling aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde geloofsovertuiging. Hierbij zijn van belang de motieven voor en het proces van bekering, de persoonlijke betekenis van de bekering of de geloofsovertuiging voor een vreemdeling en de algemene, basale kennis van de betrokken geloofsleer en geloofspraktijk. Bijzonder waarde moet worden toegekend aan de beantwoording door een vreemdeling van vragen over de motieven voor en het proces van bekering, als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar men overwegend een andere geloofsovertuiging heeft, dan wel waar de eerdere geloofsovertuiging van een vreemdeling de enige maatschappelijk aanvaarde godsdienst of de staatsgodsdienst is en het zich bekeren tot een andere geloofsovertuiging maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is. Deze gedragslijn kan de rechterlijke toets doorstaan.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder ook in het geval van eiseres de voormelde gedragslijn heeft toegepast. Gelet op de positie van huiskerken in China, geldt ook voor eiseres dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar bekering bijzondere waarde moet worden toegekend aan de beantwoording van vragen over de motieven voor en het proces van bekering.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de bekering van eiseres tot het christendom niet geloofwaardig is. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres oppervlakkig, algemeen en zonder veel details heeft verklaard over haar motieven voor en het proces van bekering en dat zij daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich vanuit een diepgewortelde persoonlijke overtuiging heeft bekeerd tot het christendom. Gelet op het feit dat eiseres stelt dat zij zich heeft aangesloten bij een illegale huiskerk, heeft verweerder voorts terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij zich niet heeft verdiept in de positie van christenen in China, noch in de eventuele nadelen die een bekering met zich zou brengen.
10. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat niet alle gestelde vragen relevant zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar bekering. Zo ziet de rechtbank niet in waarom aan eiseres, die stelt bijeenkomsten te hebben bijgewoond van een protestantse huiskerk, is gevraagd of zij weet wat het Vaticaan is. Ook kan de rechtbank eiseres volgen in haar stelling dat verschillende vragen over haar kennis van het geloof en de praktische invulling ervan zijn gesteld vanuit een West-Europees verwachtingspatroon. Nu aan de antwoorden van eiseres op deze vragen geen doorslaggevend belang is toegekend, kan het voorgaande echter niet afdoen aan het oordeel dat zij onvoldoende heeft verklaard over haar motieven voor en het proces van bekering.
11. Dat eiseres mogelijk beperkt is in haar verstandelijke vermogens, zoals gesteld door Kersten in de door eiseres overgelegde brief van 1 maart 2016, kan ook niet afdoen aan het oordeel over de ongeloofwaardigheid van de bekering. In de rapporten van de gehoren zijn naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat eiseres zodanig beperkt is in haar functioneren dat verweerder niet op haar verklaringen heeft kunnen afgaan. Uit de rapporten van de gehoren blijkt immers niet dat eiseres niet in staat was antwoord te geven op de gestelde vragen.
12. Omdat verweerder de bekering tot het christendom terecht ongeloofwaardig heeft geacht, heeft hij zich ook terecht op het standpunt gesteld dat de daaruit voortvloeiende problemen die eiseres stelt te hebben met de Chinese autoriteiten, ongeloofwaardig zijn. Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de gevraagde vergunning vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom terecht afgewezen. Gelet op wat onder 5 is overwogen, was verweerder echter gehouden de aanvraag af te wijzen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud). Door toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, en h, van de Vw zijn er, anders dan het geval was in de zaak die heeft geleid tot de onder 5 genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2016, andere rechtsgevolgen aan het bestreden besluit verbonden dan indien toepassing zou zijn gegeven aan artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud). In plaats van een beroepstermijn van vier weken, heeft eiseres een beroepstermijn van één week en aan het instellen van beroep is niet verbonden dat de rechtsgevolgen van het besluit worden opgeschort. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien.
13. Het beroep is gegrond. De rechtbank bepaalt dat de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
14. Nu op het beroep is beslist, is er geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek wordt afgewezen.
15. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer AWB 16/2989:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud);
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,- (negenhonderdtachtig euro).
De voorzieningenrechter, in de zaak met nummer AWB 16/2990:
  • wijst het verzoek af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 490,- (vierhonderdnegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, (voorzieningen)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.