ECLI:NL:RBDHA:2016:17265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
AWB 16/4079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een Azerbeidjaanse verzoekster om een proceskostenvergoeding. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 buiten behandeling had gesteld. Dit besluit hield in dat de verzoekster Nederland onmiddellijk diende te verlaten. Na het indienen van bezwaar verklaarde de staatssecretaris het bezwaar gegrond, maar de verzoekster trok haar verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om veroordeling in de proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld en overwogen dat er geen sprake was van 'geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen' door de staatssecretaris, omdat de verzoekster nog steeds niet in Nederland mocht blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding moest worden afgewezen, omdat de staatssecretaris niet de gevraagde voorlopige maatregel had getroffen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/4079
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 september 2016 op het verzoek op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
[naam], verzoekster,
geboren [geboortedatum] ,
van Azerbeidjaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) van verzoekster buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft bepaald dat verzoekster Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 6 april 2016 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard.
Vervolgens heeft verzoekster bij brief van 14 april 2016 haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht om op de voet van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb over te gaan tot veroordeling in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft bij brief van 15 april 2016 verweerder in de gelegenheid gesteld ter zake van dit verzoek een verweerschrift in te dienen.
Verweerder heeft op dat verzoek niet gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb (dat krachtens artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard in voorlopige voorzieningsprocedures) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank, in geval van intrekking van het verzoek omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten veroordelen, indien daarom tegelijk met de intrekking van het verzoekschrift is verzocht.
3. Verzoekster heeft haar verzoek ingetrokken, nadat verweerder bij besluit van
6 april 2016 het bezwaar gegrond heeft verklaard.
4. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb in een voorlopige voorziening procedure dient de vraag of sprake is van "geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen" in de eerste plaats te worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende de bezwaar- of (hoger)beroepsprocedure. Aldus wordt "geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen" in de zin van dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort, dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht, waardoor onevenredig nadeel wordt voorkomen.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze situatie geen sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat in het primaire besluit de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 buiten behandeling is gesteld wegens het niet verstrekken van voldoende gegevens. Daardoor mocht verzoekster niet in Nederland blijven en was het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening, om uitzetting te voorkomen, noodzakelijk. Vervolgens heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en heeft hij hierbij het primaire besluit herroepen. Dit houdt in dat de zaak terug valt in de aanvraagfase en verzoekster nog steeds niet in Nederland mag blijven. Verweerder heeft niet de gevraagde voorlopige maatregel getroffen en er is dus geen sprake van tegemoetkomen. Het verzoek van verzoekster om proceskostenveroordeling wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.