ECLI:NL:RBDHA:2016:17265
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een Azerbeidjaanse verzoekster om een proceskostenvergoeding. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 buiten behandeling had gesteld. Dit besluit hield in dat de verzoekster Nederland onmiddellijk diende te verlaten. Na het indienen van bezwaar verklaarde de staatssecretaris het bezwaar gegrond, maar de verzoekster trok haar verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om veroordeling in de proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld en overwogen dat er geen sprake was van 'geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen' door de staatssecretaris, omdat de verzoekster nog steeds niet in Nederland mocht blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding moest worden afgewezen, omdat de staatssecretaris niet de gevraagde voorlopige maatregel had getroffen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.