Overwegingen
1. Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting is het geschil beperkt tot de vraag of verweerder eiseres een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw 2000 heeft kunnen weigeren.
2. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd. Eiseres is geboren in Ethiopië en heeft verklaard dat haar vader de Eritrese nationaliteit bezit en haar moeder de Ethiopische. Eiseres heeft haar hele leven in Ethiopië gewoond en zij is nooit in Eritrea geweest. Eiseres is gehuwd en de echtgenoot van eiseres is lid van de in Ethiopië verboden politieke partij Ginbot 7. Op 20 augustus 2013 is de echtgenoot van eiseres verdwenen en heeft hij een brief achtergelaten met daarin de mededeling dat hij zich als soldaat heeft aangesloten bij Ginbot 7 om te vechten. Eiseres is daarom een maand later gearresteerd, vijftien dagen vastgezet en ondervraagd. Drie weken later is het huis van eiseres onderzocht, waarbij voornoemde brief is ontdekt. Eiseres is op 3 december 2013 opnieuw gearresteerd en heeft ruim drie weken vastgezeten. Tijdens deze detentie is eiseres mishandeld en verkracht. Op 28 december 2013 is eiseres, vermoedelijk onder betaling, bevrijd en heeft zij besloten Ethiopië te verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op de volgende gronden. Eiseres heeft wisselende en vage verklaringen afgelegd omtrent haar nationaliteit alsmede omtrent haar identiteitsdocumenten en zij heeft geen documenten overgelegd die haar Eritrese nationaliteit onderbouwen. Verweerder acht het lidmaatschap van de echtgenoot van eiseres van Ginbot 7 niet geloofwaardig, onder meer omdat eiseres ter zake geen documenten kan overleggen en eiseres niet uitgebreid heeft kunnen verklaren over die partij, diens visie en de activiteiten die haar echtgenoot voor de partij zou verrichten. Verweerder acht de eerste arrestatie niet geloofwaardig aangezien eiseres zowel vaag heeft verklaard over de reden van arrestatie als over haar detentie zelf. Verweerder acht de tweede arrestatie en bevrijding van eiseres niet geloofwaardig nu eiseres hierover vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de volgende relevante elementen in het asielrelaas van eiseres kunnen worden onderscheiden:
- a) nationaliteit, identiteit en herkomst;
- b) het lidmaatschap van de echtgenoot van eiseres van Ginbot 7;
- c) de eerste arrestatie van eiseres;
- d) de tweede arrestatie van eiseres en de bevrijding.
6. Ten aanzien van het element genoemd onder (a) heeft verweerder op basis van de thans beschikbare informatie aannemelijk geacht dat eiseres afkomstig is uit [plaats] en dat zij de Ethiopische nationaliteit heeft. Eiseres stelt in beroep dat zij de Eritrese nationaliteit heeft.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres wisselende verklaringen heeft afgelegd over haar nationaliteit. Dat de vragen die eiseres over haar nationaliteit kreeg soms verwarrend waren, zoals eiseres aanvoert, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden die maken dat verweerder de wisselende verklaringen ten aanzien van de nationaliteit van eiseres niet aan haar heeft kunnen tegenwerpen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het element nationaliteit niet de kern van het asielrelaas van eiseres vormt. Daarnaast heeft eiseres geen documenten overgelegd om de gestelde Eritrese nationaliteit aan te tonen en evenmin pogingen in dit verband ondernomen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat, nu eiseres alleen het Amhaars spreekt, haar hele leven in Ethiopië heeft doorgebracht en haar herkomst middels het beantwoorden van herkomstvragen aannemelijk heeft gemaakt, bij eiseres moet worden uitgegaan van de Ethiopische nationaliteit. De stelling van eiseres dat het Amhaars blijkens het algemeen ambtsbericht inzake Ethiopië van mei 2013 niet de voertaal is van Ethiopië maar de werktaal van de federale overheid, leidt niet tot een andere conclusie, nu hierin tevens is vermeld dat er geen nationale eenheidstaal is die iedereen spreekt maar het Amhaars die status het meest benadert omdat, naast het grote aantal mensen dat het Amhaars als moedertaal heeft (ongeveer 19 miljoen), veel mensen het Amhaars als tweede taal spreken.
Geloofwaardigheidsbeoordeling elementen (b), (c) en (d)
i.
Fysieke klachten & littekens
8. In het ‘medisch Advies horen en beslissen’ van 3 juni 2015 van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) is onder het kopje ‘overige opmerkingen’ vermeld: “
geen overige relevante opmerkingen, behoudens constatering van litteken op de rechter bovenarm. Betrokkene geeft ook aan littekens op haar benen te hebben, deze is niet geconstateerd”.
9. In het kader van het iMMO-onderzoek is eiseres onder andere lichamelijk onderzocht. In paragraaf 4a ‘Lichamelijk onderzoek’ van het iMMO-rapport van [(...) 2] worden dertien bij eiseres geconstateerde littekens beschreven. Uit de dertien omschrijvingen volgt dat het in sommige gevallen gaat om meerdere littekens die onder één kopje worden beschreven. Tevens zijn bij het iMMO-rapport foto’s van (een aantal van) de bij eiseres geconstateerde littekens gevoegd. Het betreffen littekens op de rechterarm, de linkerarm, de borsten, de billen, de dijen aan beide zijden en het rechterbeen. In het iMMO-rapport staat voorts, in paragraaf 10.2 ‘Beantwoording vraagstelling’, dat het aannemelijk is dat de littekens en/of fysieke klachten van eiseres zijn voortgekomen uit het gestelde relaas omdat sprake is van een typerend litteken van de brandwond door een sigaret en daarnaast het geheel van de andere littekens en lichamelijke klachten vanwege de veelheid en in onderlinge samenhang conform § 188 van het Istanbul Protocol wordt beoordeeld als zeer consistent met het relaas van eiseres over de ondergane martelingen.
10. Uit het vorenstaande blijkt dat volgens het FMMU-advies bij eiseres sprake is van één (geconstateerd) litteken, terwijl uit de iMMO-rapportage volgt dat eiseres in ieder geval dertien littekens heeft. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat het bestaan van deze littekens bij eiseres ten tijde van het FMMU-advies niet wordt betwist. De door iMMO geconstateerde littekens zijn door de FMMU niet gesignaleerd en hiermee is dan ook geen rekening gehouden bij de vraagstelling in het nader gehoor en evenmin is dit betrokken in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder in het voornemen en in het bestreden besluit. Daar waar eiseres in het nader gehoor meerdere malen meldt dat zij gedurende de tweede detentie is geslagen, mishandeld en verkracht en meer specifiek dat zij met ijzer op haar benen en handen is geslagen, wordt hier niet op doorgevraagd, anders dan de vraag of eiseres zich, na geslagen te zijn met ijzer, nog goed kon bewegen. De rechtbank acht dit onzorgvuldig. Dat eiseres in deze omstandigheden zelf specifieker had moeten verklaren over de littekens die zij heeft, zoals verweerder betoogt, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder derhalve niet tot een volledige en integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas kunnen komen, mede gelet op de samenhang tussen de relevante elementen (b), (c) en (d) van het asielrelaas van eiseres.
11. In het ‘medisch Advies horen en beslissen’ van de FMMU van 3 juni 2015 is geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van medische beperkingen die van invloed zijn op het horen en beslissen door verweerder. In de toelichting is ter zake onder andere vermeld dat eiseres verklaart geheugenproblemen te hebben, dat zij aangeeft wel eens auditieve en visuele hallucinaties te hebben die bij nader navraag beperkt lijken te zijn en dat eiseres onder druk last heeft van hoofdpijn.
12. In het kader van het iMMO-rapport is tevens onderzoek gedaan naar de psychiatrische problematiek van eiseres. In paragraaf 10.2 ‘Beantwoording vraagstelling’ is in dit verband vermeld dat bij eiseres sprake is van psychische klachten in de vorm van een volledig beeld van een PTSS met herbelevingen, verhoogde prikkelbaarheid en concentratieproblemen met dissociatieve elementen. De psychische klachten zijn naar aard en inhoud van de symptomen typerend voor het ondergane geweld en de beleefde dreiging als kern van het asielrelaas dat eiseres heeft verteld. Voorts zijn er volgens deze paragraaf aanwijzingen dat eiseres ten tijde van de asielgehoren ook psychische klachten had. Eiseres had toen al psychische problemen, samenhangend met haar trauma’s, die zeker interfereerden met het compleet, coherent en consistent verklaren over haar asielrelaas.
13. Naar het oordeel van de rechtbank stroken het voornemen van 5 juni 2015 en het bestreden besluit, gelet op de psychische problemen van eiseres, niet met de inhoud van werkinstructie 2010/13. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. In het FMMU-advies van 3 juni 2015 wordt melding gedaan van psychische beperkingen bij eiseres. Verweerder voert aan dat tijdens het nader gehoor en in de besluitvorming rekening is gehouden met de door de FMMU geconstateerde bevindingen. Hoewel de rechtbank met verweerder van oordeel is dat tijdens het nader gehoor ter zake voorzieningen zijn getroffen, is in werkinstructie 2010/13 ook expliciet vermeld dat de mogelijkheid dat een asielzoeker met medische/psychische problemen niet in staat zal blijken om coherent en consistent te verklaren zich nog steeds kan voordoen met inachtneming van extra voorzieningen tijdens het nader gehoor. Gelet op de iMMO-rapportage van [(...) 3] en de brief van het iMMO van 25 mei 2016 rijst tevens de vraag of de voorzieningen die zijn getroffen door verweerder in verband met de psychische gesteldheid van eiseres voldoende waren.
14. Uit werkinstructie 2010/13 volgt voorts dat niet alleen in het rapport van het nader gehoor, maar ook in de motivering van het voornemen en de beschikking vermeld zal moeten worden op welke wijze rekening is gehouden met de medische (psychische of fysieke) beperkingen én hoe dit is meegenomen in het voorliggende besluit. Indien in het voornemen en de beschikking wel hiaten, vaagheden en/of tegenstrijdigheden worden tegengeworpen, dient aandacht te worden besteed aan de motivering, waarom gemeend wordt deze te kunnen tegenwerpen. De rechtbank stelt vast dat deze motivering van verweerder in het voornemen en in het bestreden besluit ontbreekt. In het voornemen wordt immers ten aanzien van element (b) gesteld dat van eiseres verwacht mag worden dat zij meer kan verklaren over de partij Ginbot 7, ten aanzien van element (c) wordt gesteld dat de eerste arrestatie niet geloofwaardig wordt geacht omdat eiseres zowel vaag heeft verklaard over de reden van arrestatie, als over de detentie zelf, en ten aanzien van element (d) wordt gesteld dat de tweede arrestatie niet geloofwaardig wordt geacht nu eiseres over deze arrestatie en haar bevrijding vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. In het bestreden besluit zijn deze stellingen niet verlaten. Immers, de overwegingen uit het voornemen dienen volgens verweerder in het bestreden besluit als ingelast te worden beschouwd. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder eiseres vage en tegenstrijdige verklaringen tegenwerpt, terwijl de psychische problematiek van eiseres daarbij niet in de motivering is betrokken. Dit klemt te meer nu verweerder tegenstrijdige verklaringen van eiseres omtrent de datum van de verdwijning van haar echtgenoot niet heeft tegengeworpen vanwege haar psychische problemen. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de verklaringen omtrent de datum van de verdwijning van haar man eiseres niet worden tegengeworpen en de overige door verweerder bevonden vage en tegenstrijdige verklaringen eiseres wel worden tegengeworpen. De rechtbank acht dit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Anders dan de tegenstrijdige verklaringen van eiseres ten aanzien van element (a) gaat het hier wel om de kern van het asielrelaas van eiseres.
15. Hoewel verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat en waarom niet aannemelijk is geworden dat eiseres de Eritrese nationaliteit heeft, kan de beoordeling van verweerder ten aanzien van de elementen (b), (c) en (d) geen stand houden. Het besluit is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in strijd met de artikelen 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
16. Gelet op de aanwezigheid van de iMMO-rapportage van [(...) 4] die heeft te gelden als een (medisch) deskundigenbericht, en de reactie van het iMMO van 25 mei 2016 op het verweerschrift, waarin het iMMO onder meer heeft vermeld hoe, conform het Istanbul Protocol, rekening is gehouden met andere stressoren, te weten de ontberingen van eiseres tijdens de reis naar Nederland, komt het de rechtbank geraden voor dat verweerder ter zake eveneens een deskundige inschakelt, bijvoorbeeld het Bureau Medische Advisering. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder niet heeft gesteld dat het iMMO-rapport niet voldoet aan de richtlijnen van het Istanbul Protocol en dat de door verweerder gesignaleerde tekortkomingen in belangrijke mate aspecten betreffen op het vlak van de medische beoordeling, in die zin dat verweerder het niet eens is met de conclusies uit het iMMO-rapport op basis van de bekende feiten en omstandigheden. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:621). Het standpunt van verweerder dat aan een iMMO-rapportage enkel betekenis kan toekomen indien dat rapport betrekking heeft op een geloofwaardig geacht deel van het asielrelaas, dan wel op een deel van dat relaas dat de vreemdeling overigens heeft gestaafd, leidt in deze situatie niet tot een ander oordeel aangezien de geloofwaardigheidsbeoordeling naar het oordeel van de rechtbank niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. 17. Verweerder dient voorts de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres ten aanzien van de relevante elementen (b), (c) en (d) opnieuw te beoordelen met medeneming van het iMMO-rapport en de tegenrapportage. Nadat voornoemde tegenrapportage heeft plaatsgevonden zal verweerder moeten bezien of eiseres in het kader van de zorgvuldigheid nader dient te worden gehoord.
18. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van deze zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,-- en een wegingsfactor 1).