ECLI:NL:RBDHA:2016:17205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
C/09/503266/ KG RK 16-50
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot filmopnamen

In deze zaak hebben verzoekers, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken zijn, op 19 augustus 2013 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2016 hebben zij de rechter gewraakt, omdat deze geen toestemming verleende voor het maken van video-opnamen van de zitting. Het wrakingsverzoek werd op 8 februari 2016 behandeld door de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag. Verzoekers voerden aan dat de rechter niet had voorgesteld, dat haar naam niet zichtbaar was en dat zij had gelogen over de tijdigheid van de verzoeken om opnames.

De gewraakte rechter, mr. L.B.M. Klein Tank, verweerde zich door te stellen dat het afwijzen van het verzoek om opnamen een processuele beslissing is en niet duidt op vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en concludeerde dat verzoekers het wrakingsmiddel misbruikten, aangezien zij ook de wrakingskamer op dezelfde gronden hadden gewraakt. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 februari 2016.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/1
zaak-/rekestnummer: C/09/503266/ KG RK 16-50
zaaknummer hoofdzaak: SGR 15/2322
datum beschikking: 22 februari 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:

1.[verzoeker] ,

2. [verzoekster] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. L.B.M. KLEIN TANK,
rechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is de Raad voor Rechtsbijstand, gevestigd te ’s-Hertogenbosch.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Eisers hebben op 19 augustus 2013 beroep ingesteld tegen het op 9 juli 2013 verzonden besluit met bezwaarnummer [nummer] en grasnummer [nummer] van de Raad voor Rechtsbijstand.
Op 7 januari 2016 heeft de mondelinge behandeling van het bezwaarschrift plaatsgevonden. Bij gelegenheid van die zitting hebben eisers de rechter mondeling gewraakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 8 februari 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers zijn verschenen en hebben de wrakingskamer gewraakt, omdat de wrakingskamer geen toestemming verleende tot het maken van opnamen van de zitting. Nadat de wrakingskamer heeft meegedeeld dit wrakingsverzoek wegens misbruik van recht buiten behandeling te laten, hebben verzoekers, hoewel daartoe meermalen in de gelegenheid te zijn gesteld, het wrakingsverzoek niet nader toegelicht. Hierop heeft de wrakingskamer de mondelinge behandeling gesloten.

3.Het standpunt van verzoekers

Aan het wrakingsverzoek is, zoals dat valt af te leiden uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 7 januari 2016, het volgende ten grondslag gelegd:
  • De rechter heeft het verzoek om een video-opname van de zitting te mogen maken afgewezen;
  • De rechter heeft zich niet voorgesteld, en de naam van de rechter staat niet op de tafel of op de deur van de rechtszaal;
  • De rechter heeft gelogen over de tijdigheid van de ingediende verzoeken tot het maken van opnames van de zitting

4.Het standpunt van de gewraakte rechter

De rechter berust niet in de wraking. Zij voert aan dat het afwijzen van verzoeken om beeld- en geluidopnames te maken niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid, omdat het een processuele beslissing betreft, waarmee niet wordt vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechter bestrijdt dat zij zou hebben gelogen over de tijdigheid van de verzoeken.

5.De beoordeling

Het toestaan of weigeren van een verzoek om tijdens een zitting filmopnamen te mogen maken is een processuele beslissing. Uit niets blijkt dat die beslissing in dit geval uitsluitend door vooringenomenheid is ingegeven, terwijl die beslissing ook niet wegens onbegrijpelijkheid daarvan de schijn van partijdigheid kan hebben opgewekt, wat voor het gegrond verklaren van een wraking vereist is. De stelling van verzoekers dat de rechter gelogen zou hebben over de tijdigheid van de verzoeken tot het maken van opnamen, is, gelet op hetgeen de rechter daarover heeft medegedeeld in haar reactie en gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Ook de omstandigheid dat de naam van de rechter niet op de tafel dan wel anderszins is aangegeven alsmede de omstandigheid dat de rechter zich niet heeft voorgesteld, betekent niet dat daardoor bij verzoekers een objectief gerechtvaardigde vrees kan zijn ontstaan dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig zal zijn.
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.
Uit de omstandigheid dat niet alleen de onderhavige wraking ongegrond is maar verzoekers ook de wrakingskamer op dezelfde grond hebben willen wraken, leidt de wrakingskamer af dat verzoekers het middel van wraking misbruiken. Daarom zal worden bepaald dat een volgende wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekers, de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] ;
• de belanghebbende, de Raad voor de Rechtsbijstand;
• de rechter mr. L.B.M. Klein Tank.
.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. du Pon, mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en
mr. K.M. Braun, rechters, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2016.