ECLI:NL:RBDHA:2016:17147
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning en oplegging van inreisverbod wegens ernstige misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2016 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die sinds 1986 in Nederland verblijft. Eiser, van Marokkaanse afkomst, had een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, maar deze werd ingetrokken vanwege meerdere veroordelingen voor ernstige misdrijven, waaronder geweldsmisdrijven. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie terecht had besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en een inreisverbod van tien jaar op te leggen. Eiser had eerder een zienswijze ingediend tegen het voornemen tot intrekking, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde, gezien zijn strafblad en recidive. Eiser voerde aan dat hij zijn leven had gebeterd en dat er geen actuele bedreiging van de openbare orde was, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat het belang van de Nederlandse overheid bij het handhaven van de openbare orde zwaarder woog dan het persoonlijke belang van eiser om in Nederland te blijven. Het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning werd niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep tegen het inreisverbod werd ongegrond verklaard.