ECLI:NL:RBDHA:2016:1696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
C/09/502686 / KG ZA 15/1969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onrechtmatige (vergelijkende) reclame tussen twee autobedrijven

In deze zaak, die op 19 februari 2016 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, stond een kort geding centraal tussen twee autobedrijven, [Autobedrijf 1] en [Autobedrijf 2]. [Autobedrijf 1] had zich per 1 november 2015 als erkend Mazdadealer gevestigd, terwijl [Autobedrijf 2] zijn dealerschap had verloren en sindsdien alleen als erkend Mazdareparateur opereerde. De procedure werd aangespannen door [Autobedrijf 1] omdat zij meende dat [Autobedrijf 2] onrechtmatig reclame maakte door de indruk te wekken dat zij nog steeds als Mazdadealer opereerde. Dit gebeurde onder andere via advertenties en uitingen op hun website en sociale media. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitingen van [Autobedrijf 2] misleidend waren en dat zij de indruk wekten dat [Autobedrijf 2] nog steeds nieuwe Mazda's kon verkopen, wat niet het geval was. De rechtbank heeft [Autobedrijf 2] veroordeeld om bepaalde uitingen te verwijderen en rectificaties te plaatsen in de lokale pers. In reconventie vorderde [Autobedrijf 2] ook rectificaties van [Autobedrijf 1] voor hun advertenties die de indruk wekten dat zij [Autobedrijf 2] hadden overgenomen. De rechtbank oordeelde dat deze advertenties onrechtmatig waren en heeft [Autobedrijf 1] veroordeeld tot rectificatie in de lokale media. Beide partijen werden in de kosten van de procedure veroordeeld, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/502686 / KG ZA 15/1969
Vonnis in kort geding van 19 februari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Autobedrijf 1] ,
gevestigd te Waddinxveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.V. van der Storm te Rotterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Autobedrijf 2] B.V.,
gevestigd te Gouda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Pluis te Gouda.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [Autobedrijf 1] ’ en ‘ [Autobedrijf 2] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte houdende een vermeerdering/wijziging van eis in conventie;
- de akte houdende een eis in reconventie;
- de door [Autobedrijf 2] overgelegde producties;
- de op 29 januari 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[Autobedrijf 2] was tot 1 november 2015 door de importeur van voertuigen van het merk Mazda in Nederland, Mazda Motor Logistics Europe N.V. (hierna: Mazda Nederland), aangesteld als erkend Mazdadealer en -reparateur voor de verkoop en reparatie van Mazda’s vanuit haar vestiging in Gouda. Op 1 november 2015 is het dealerschap van [Autobedrijf 2] beëindigd en sindsdien is zij uitsluitend nog erkend Mazdareparateur.
2.2.
Per 1 november 2015 is [Autobedrijf 1] door Mazda Nederland aangesteld als erkend Mazdadealer en -reparateur voor de verkoop en reparatie van Mazda’s vanuit haar vestiging in Waddinxveen.
2.3.
Op 5 november 2015 heeft [Autobedrijf 1] (een deel van de) klantenkring van [Autobedrijf 2] een brief gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(…)
Betreft: [Autobedrijf 1] -Mazda neemt het stokje over van [Autobedrijf 2] .
(…)
Alvorens ons verder te introduceren wil ik onze voormalige collega dealer [A] en zijn team danken voor hun jarenlange inzet als Mazda-dealer.
Zoals door onze importeur reeds gemeld mag [Autobedrijf 1] -Mazda-’t Groene Hart zich vanaf 1 november j.l. officieel Mazda dealer noemen voor ’t Groene Hart.
(…)”
2.4.
[Autobedrijf 1] heeft op 5 en 12 november 2015 in de Krant van Gouda en op 6 november 2015 in het Algemeen Dagblad katern Gouda (hierna: AD Gouda) een advertentie geplaatst. In deze advertentie zijn twee handen te zien. De ene hand draagt een Mazda (speelgoed)auto over aan de andere hand. Boven de afbeelding staat de tekst ‘Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ’. Onder de afbeelding staat de tekst ‘ [Autobedrijf 1] -Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.’ (hierna ook: de advertentie). Het formaat van de advertentie in de Krant van Gouda was paginagroot en in het AD Gouda circa 20 cm x
22 cm.
2.5.
In november 2015 heeft [Autobedrijf 1] op de website www.hollandsmidden112.nl en haar eigen website www. [Autobedrijf 1] -mazda.nl geadverteerd met de tekst ‘Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ’. Verder heeft zij toen in (de omgeving van de garage van [Autobedrijf 2] ) een vrachtwagen laten rondrijden met aan beide kanten een billboard met eveneens de tekst ‘Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ’.
2.6.
Op 10 november 2015 heeft [Autobedrijf 2] haar klanten een brief gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(…)
Wij zijn nog steeds uw vertrouwde en erkende MAZDA-garage. Als allround garagebedrijf bieden wij al bijna vijftig jaar verkoop, service en onderhoud aan alle merken.
One stop shopping: alles onder één dak en alle
know howop het gebied van auto’s is hier in huis.
(…)”
2.7.
In een artikel in het AD Gouda van 17 november 2015 met de kop ‘Wij blijven Mazda’s verkopen in Gouda’ en als onderkop ‘Juridische strijd rond dealerschap in Groene Hart’ staat onder meer het volgende vermeld:
“ [Autobedrijf 2] in Gouda is het dealerschap voor Mazda kwijt. Een juridische procedure loopt nog, maar een nieuw autobedrijf, [Autobedrijf 1] in Waddinxveen, zegt in advertenties het stokje van [Autobedrijf 2] te hebben overgenomen. ‘Een oneigenlijk gebruik van onze naam’ en ‘een misleidend beeld,’ zo reageert [Autobedrijf 2] .
‘Wij hebben het dealerschap overgenomen,’ zegt [B] van Mazda [Autobedrijf 1] .
(…)
[Autobedrijf 2] geeft toe dat hij formeel geen Mazdadealer meer is.
(…)
Zowel [B] als [Autobedrijf 2] zegt dat voor klanten die een nieuwe Mazda willen kopen én klant willen blijven bij het Goudse bedrijf, er in de praktijk niets hoeft te veranderen. Ze geven allebei wel een andere uitleg over hoe dat gaat. [Autobedrijf 2] kan geen auto’s direct van Mazda Nederland betrekken voor de verkoop. Hij zal ze eerst op eigen naam moeten zetten en dan doorverkopen. [B] : ‘Formeel kopen mensen dan een tweedehands.’ [Autobedrijf 2] zegt dat hij ze via een andere Mazdadealer wel ‘kentekenloos’ kan bemachtigen voor de verkoop.”
2.8.
Op de website van [Autobedrijf 2] staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
i) op de voorpagina:
“Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s.”
ii) onder de kop ‘Service & Onderhoud’:
“Officieel MAZDA service
DEALER CHEVROLET
Service DEALER Onderhoud
en Reparatie van alle merken.”
iii) onder de kop ‘Over [Autobedrijf 2] ’:
“ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap. (…)”
2.9.
Op de facebookpagina van [Autobedrijf 2] staat behalve de hiervoor onder 2.8. achter iii) vermelde tekst ook vermeld dat [Autobedrijf 2] Mazdadealer is.
2.10.
In een e-mailbericht van 8 januari 2016 van [C] , medewerker buitendienst customer service bij Mazda Motor Nederland, (hierna: [C] ) aan [Autobedrijf 2] staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij bevestig ik je dat je voldoet aan de standards van Erkend Reparateur voor het automerk Mazda, met uitzondering van 1 punt. Dit is het verwijderen van de tekst MAZDA op de showroomruiten aan de wegzijde.
(…)”
2.11.
In een e-mailbericht van 12 januari 2016 van [Autobedrijf 2] aan [C] staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
De stickers( woord Mazda in midden van het pand) worden zsm verwijderd, uiterlijk 14 januari zijn deze verwijderd.
Even voor de duidelijkheid, jij hebt bij controle in november 2015 en woensdag 6 januari 2016 geen onrechtmatigheden geconstateerd?
Zijn er nog zaken, spullen of andere dingen die ik moet verwijderen, veranderen?
Zoals bewegwijzeringsborden, parasol, sticker op raam ( Mazda logo met service eronder), logo’s, folder materiaal, folderkast.
Mag ik de volgende Mazda uitlatingen / teksten gebruiken in reclames via email, websites, facebook, mail, brief.
Mazda garage
Mazda service dealer
Mazda specialist
Mazda service punt
Mazda erkend onderhoud
Mazda service station
Mazda reparatie deler
Mazda erkent schade reparateur
Mazda schade service dealer
Ik wil dit duidelijk hebben wat wel en niet kan mag?
(…)”
2.12.
In een e-mailbericht van 14 januari 2016 van [C] aan [Autobedrijf 2] staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij een reactie op jouw vragen.
- De folderkast heeft volgens mij geen Mazda kenmerken, dus is toegestaan.
- Mazda products folders mogen officieel niet tentoongespreid worden en worden meestal in een dichte kast bewaard bij de ER’s of op een andere manier achter de hand gehouden.
- Mazda garage mist de term service en is daardoor discutabel; niet doen dus.
- De overige uitingen zijn toegestaan.
De overige Mazda kenmerken (zoals b.v. de parasol en het verwijzingsbord) zijn verouderd en kunnen om esthetische reden beter verwijderd worden, maar zijn strikt gezien niet verboden.
(…)”
2.13.
Bij beslissing van 26 januari 2016 heeft de Reclame Code Commissie naar aanleiding van een daartoe strekkende klacht geoordeeld dat de advertentie (in de Krant van Gouda) misleidend en daardoor oneerlijk is in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
“Niet in geschil is dat adverteerder per 1 november 2015 het Mazda-dealerschap in Gouda e.o. van [Autobedrijf 2] heeft overgenomen en dat [Autobedrijf 2] – zij het zonder het Mazda-dealerschap – blijft voortbestaan. Bij de beoordeling of de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC) let de Commissie op de gehele uiting. De Commissie is van oordeel dat uit de bestreden uiting onvoldoende blijkt dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap. De gemiddelde consument zal na het lezen van de advertentietekst: “Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ” gemakkelijk ten onrechte kunnen denken dat [Autobedrijf 2] ophoudt te bestaan. Dat onderin de advertentie staat: “ [Autobedrijf 1] -Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.” maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Hieruit blijkt niet, althans onvoldoende duidelijk dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap.”
2.14.
In een e-mailbericht van 27 januari 2016 van [D] , managing director bij Mazda Motor Nederland, aan [Autobedrijf 2] staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Het is een Reparateur toegestaan om – op basis van een daartoe door een eindgebruiker ondertekende, gedateerde volmacht – als
aankoopagentvan een eindgebruiker op te treden en in diens opdracht, in diens naam en voor diens rekening en risico nieuwe voortuigen
aan te kopenbij Erkende Mazda Dealers. Het is een Reparateur op geen enkele wijze toegestaan de indruk te wekken tot nieuwe verkoop (gerelateerde) activiteiten bevoegd te zijn en/of deel uit te maken van het Erkend Mazda Dealer Netwerk. Hier vallen ook promotionele uitingen onder.
In dat kader is een aantal uitingen derhalve niet toegestaan. Dit in tegenstelling tot hetgeen de e-mail van [C] suggereert. Het gaat hierbij specifiek om het gebruik van de namen Garage en Dealer. Mazda uitingen mogen alleen in combinatie met Service en/of Reparatie.
(…)”

3.Het geschil

in conventie:
3.1.
[Autobedrijf 1] vordert na vermeerdering van eis – zakelijk weergegeven – om [Autobedrijf 2] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom:
1. de banner op haar website met de tekst ‘Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s’ te verwijderen;
2. de tekst op haar website ‘MAZDA service DEALER’ te verwijderen;
3. de tekst op haar website en haar facebookpagina ‘ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap.’ te verwijderen;
4. alle Erkend Dealer Signalisatie, zoals omschreven in de Mazda Facility Guideline, in haar vestiging, waaronder onder meer Mazda parasols en kentekenplaten met merk- en typeaanduidingen van Mazda van de zich in de showroom bevindende auto’s, te verwijderen;
5. elke (reclame)uiting waarin het merk Mazda in verband wordt gebracht of kan worden gebracht met de verkoop van nieuwe auto’s door [Autobedrijf 2] of waarmee de indruk kan worden gewekt dat [Autobedrijf 2] in het verleden behoorde tot het erkende dealernetwerk van Mazda en/of nog bevoegd of in staat zou zijn nieuwe Mazda’s te verkopen en/of te leveren te staken en gestaakt te houden;
6. ter zake de hiervoor vermelde uitingen op haar website en facebookpagina een rectificatie (als verwoord in het petitum van de dagvaarding) te plaatsen op haar website en haar facebookpagina en deze gedurende een week te handhaven;
7. ter zake het artikel in het AD Gouda van 17 november 2015 een rectificatie (als verwoord in het petitum van de dagvaarding) te doen plaatsen in het AD Gouda, een en ander met veroordeling van [Autobedrijf 2] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Samengevat voert [Autobedrijf 1] daartoe aan dat [Autobedrijf 2] met haar brief van
10 november 2015, haar uitlatingen in het hiervoor in 2.7. vermelde artikel in het AD Gouda, haar uitlatingen op internet en de inrichting van de showroom de onjuiste indruk wekt dat zij nog steeds erkend Mazdadealer is voor de verkoop van nieuwe Mazda’s. Dat is op de voet van artikel 6:194 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig. Bovendien is het in strijd met hetgeen geldt in de contractuele relatie tussen [Autobedrijf 2] en Mazda-Nederland. Uit de geldende overeenkomst volgt immers dat een Mazdadealer zich na beëindiging van het dealerschap dient te onthouden van uitingen en/of gedragingen waaruit volgt dat zij Mazdadealer is geweest. Voorts bevat die overeenkomst een erkenning van de Mazdadealer dat overtreding van deze bepaling niet alleen jegens Mazda Nederland maar ook jegens de overige Mazdadealers onrechtmatig is. [Autobedrijf 1] stelt ten slotte dat zij als gevolg van de handelwijze van [Autobedrijf 2] schade lijdt en daarom belang heeft bij de door haar gevorderde verboden en rectificaties.
3.3.
[Autobedrijf 2] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie:
3.4.
[Autobedrijf 2] vordert – zakelijk weergegeven – om [Autobedrijf 1] op straffe van verbeurte van een dwangsom:
1. te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis de advertentie(s) in het AD Gouda en de Krant van Gouda te rectificeren door middel van het doen plaatsen van een rectificatie (als verwoord in de pleitnotities ) in het AD Gouda en de Krant van Gouda, afmeting respectievelijk 20 cm x 22 cm en paginavullend;
2. te verbieden elke (reclame)uiting waarin het merk [Autobedrijf 2] gebruikt wordt, dan wel waarin het merk en of de aanduiding van [Autobedrijf 2] zodanig wordt gebruikt dat de indruk wordt of kan worden gewekt dat [Autobedrijf 2] haar activiteiten als Mazdareparateur gestaakt heeft of zal gaan staken;
3. te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen (als verwoord in de pleitnotities) op haar website en facebookpagina en dit bericht gedurende een week te handhaven;
4. te veroordelen om zich te onthouden van het stelselmatig benaderen van relaties van [Autobedrijf 2] ;
5. te veroordelen zich te onthouden van iedere inbreuk op haar woordmerk [Autobedrijf 2] ;
6. te veroordelen om zich te onthouden van het gebruik van de handelsnaam van [Autobedrijf 2] , een en ander met veroordeling van [Autobedrijf 1] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.5.
Samengevat voert [Autobedrijf 2] daartoe het volgende aan. De advertenties van [Autobedrijf 1] in het AD Gouda en de Krant van Gouda en de overige reclame-uitingen waarin de indruk wordt gewekt dat [Autobedrijf 1] [Autobedrijf 2] heeft overgenomen, zijn misleidend en jegens [Autobedrijf 2] onrechtmatig. Verder heeft [Autobedrijf 1] de klanten van [Autobedrijf 2] stelselmatig benaderd met zeer indringende marketingactiviteiten. [Autobedrijf 2] vermoedt dat [Autobedrijf 1] via een oud-werknemer van [Autobedrijf 2] die naar [Autobedrijf 1] is overgestapt, de beschikking heeft gekregen over het klantenbestand en andere bedrijfsgevoelige informatie van [Autobedrijf 2] . [Autobedrijf 2] verwijst in dat verband naar de omstandigheid dat de betreffende medewerker al op de website van [Autobedrijf 1] als personeelslid stond vermeld, terwijl hij op dat moment nog in dienst was bij [Autobedrijf 2] . Tegen deze achtergrond zijn de bedoelde marketingactiviteiten onrechtmatig. Ten slotte dient [Autobedrijf 1] zich te onthouden van het schenden van de handelsnaam en merkrechten van [Autobedrijf 2] , aldus nog steeds [Autobedrijf 2] .
3.6.
[Autobedrijf 1] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling in algemene zin het volgende voorop. Op grond van artikel 6:194 BW is het jegens een concurrent – kort gezegd – onrechtmatig om misleidende reclame-uitingen te doen. Verder volgt uit artikel 6:194a BW – kort gezegd – dat vergelijkende reclame waarbij een concurrent wordt genoemd jegens deze onrechtmatig is wanneer de inhoud van de mededeling over de concurrent misleidend is. Artikel 6:195 BW houdt ten aanzien van vorderingen die op grond van artikel 6:194 BW en 6:194a BW worden ingesteld een omkering van de bewijslast in. Dit betekent dat degene van wie de reclame-uitingen afkomstig zijn, de juistheid en volledigheid van de feiten die in de uiting zijn vervat zal moeten bewijzen, of – in het bestek van een kort geding – aannemelijk zal moeten maken. Ten slotte volgt uit artikel 6:196 lid 1 BW dat in het geval van ongeoorloofde (vergelijkende) reclame, naast een verbod ook rectificatie kan worden gevorderd.
in conventie:
Vordering 1
4.2.
Op de website van [Autobedrijf 2] staat een zogeheten banner met de mededeling ‘Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s’. Volgens [Autobedrijf 1] wordt daarmee de onjuiste indruk gewekt dat [Autobedrijf 2] nieuwe Mazda’s kan leveren. [Autobedrijf 2] is echter niet in staat en bevoegd om nieuwe Mazda’s rechtstreeks aan de eindgebruiker te leveren en heeft zich bovendien jegens Mazda Nederland contractueel verbonden om na beëindiging van het dealerschap niet langer de indruk te wekken tot verkoop van nieuwe Mazda’s bevoegd te zijn, aldus [Autobedrijf 1] . [Autobedrijf 2] erkent dat zij sinds de beëindiging van haar dealerschap niet langer bevoegd en in staat is om nieuwe Mazda’s rechtstreeks aan de eindgebruiker te leveren. Zij betwist echter dat de bedoelde uiting onjuist is en verwijst daartoe naar de in 2.14. geciteerde e-mail van Mazda Nederland waaruit volgt dat [Autobedrijf 2] volgens Mazda Nederland bevoegd is om op als aankoopagent nieuwe Mazda’s aan de eindgebruiker te leveren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter treft dit verweer van [Autobedrijf 2] geen doel, omdat de bestreden uiting bezwaarlijk anders kan worden begrepen dan dat [Autobedrijf 2] ook na het einde van haar dealerschap onverkort nieuwe Mazda’s kan leveren. Dat is feitelijk onjuist en dus misleidend in de zin van artikel 6:194 BW, nu aangenomen kan worden dat, ook in de ogen van de consument, de hoedanigheid van erkend dealer wezenlijk anders is dan die van een aankoopagent. Het onder 1 gevorderde zal daarom worden toegewezen, voor zover het betreft de zinssnede ‘ook voor de levering van nieuwe auto’s’.
Vordering 2 en 3
4.3.
[Autobedrijf 1] komt voorts op tegen een tweetal andere uitingen op de website (en facebookpagina) van [Autobedrijf 2] , te weten ‘MAZDA service DEALER’ en ‘ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap.’ [Autobedrijf 2] heeft het betoog van [Autobedrijf 1] dat deze de uitingen de onjuiste indruk wekken dat [Autobedrijf 2] thans nog Mazdadealer is, niet gemotiveerd weerlegd. Ook de stelling van [Autobedrijf 1] dat [Autobedrijf 2] zich jegens Mazda-Nederland en indirect jegens [Autobedrijf 1] contractueel heeft verbonden om zich te onthouden van uitingen die verwijzen naar het vroegere dealerschap van [Autobedrijf 2] , heeft [Autobedrijf 2] niet gemotiveerd weersproken. Bij die stand van zaken zal het onder 2 en 3 gevorderde worden toegewezen, voor zover het betreft de verwijzing naar het (vroegere) dealerschap.
Vordering 4
4.4.
Volgens [Autobedrijf 1] wekt [Autobedrijf 2] ook met de inrichting van haar showroom de indruk dat zij thans nog een erkende Mazdadealer is. [Autobedrijf 1] voert daartoe aan dat i) er voornamelijk Mazda’s worden tentoongesteld, waarvan een deel zonder kenteken en met een type-aanduiding op de plaats van de kentekenplaat, ii) er gebruik wordt gemaakt van officieel promotiemateriaal van Mazda, zoals parasols met een Mazdalogo, en ten slotte iii) dat er op de showroom een Mazda servicelogo is aangebracht, terwijl de serviceafdeling van [Autobedrijf 2] zich niet in de showroom bevindt. [Autobedrijf 2] betwist dat haar showroom een onjuiste indruk wekt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er in de showroom uitsluitend occasions staan tentoongesteld met daarnaast een informatiebord waaruit ondubbelzinnig blijkt dat het een gebruikte auto betreft. Verder heeft zij verwezen naar de hiervoor geciteerde e-mailberichten van [C] van Mazda Nederland waaruit – kort gezegd – volgt dat de huidige showroom niet in strijd is met de door Mazda Nederland gestelde voorwaarden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [Autobedrijf 1] haar stellingen in reactie op dit gemotiveerde verweer onvoldoende nader heeft toegelicht. Dat, zoals [Autobedrijf 1] stelt, [C] niet bevoegd was Mazda Nederland ter zake te vertegenwoordigen, is niet gebleken. Ook aan de stelling dat Mazda Nederland bij monde van haar ‘managing director’ is teruggekomen op de bevindingen van [C] , wordt voorbij gegaan, nu dat in zoverre uit het desbetreffende (in 2.14. geciteerde) e-mailbericht niet valt af te leiden. Vordering 4 zal daarom worden afgewezen.
Vordering 5
4.5.
Voor zover de vordering strekt tot verwijdering van de hiervoor in 2.9. vermelde uiting van [Autobedrijf 2] op haar facebookpagina, inhoudende dat [Autobedrijf 2] Mazdadealer is, zal de vordering als niet weersproken worden toegewezen. Voor het overige is de vordering te algemeen geformuleerd en daarom bij gebrek aan (spoedeisend) belang niet toewijsbaar.
Vordering 6
4.6.
De voorzieningenrechter ziet zich ten slotte geplaatst voor de vraag of er aanleiding is voor de door [Autobedrijf 1] gevorderde rectificatie ter zake de hiervoor niet toelaatbaar geachte uitingen van [Autobedrijf 2] . Voorop wordt gesteld dat niet in ieder geval van ongeoorloofde reclame, rectificatie een passende remedie is. Dat hangt af van de omstandigheden van het geval. In dat kader acht de voorzieningenrechter van belang dat bedoelde uitingen uitsluitend zichtbaar zijn op de website en (deels) op de facebookpagina van [Autobedrijf 2] en dat zij daarop een niet prominente plaats innemen. Aldus kan worden aangenomen dat slechts een beperkte groep mensen daarvan kennis heeft genomen en dat de impact van de uitingen beperkt is. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat met toewijzing van de door [Autobedrijf 1] gevorderde veroordelingen tot verwijdering van de desbetreffende uitingen voldoende aan haar belangen wordt tegemoetgekomen en dat het zware middel van rectificatie disproportioneel moet worden geacht. Vordering 6 zal daarom worden afgewezen.
Vordering 7
4.7.
Volgens [Autobedrijf 1] heeft [Autobedrijf 2] met haar uitlatingen in het AD Gouda van
17 november 2015 de onjuiste indruk gewekt dat [Autobedrijf 2] net als vóór de beëindiging van haar dealerschap nieuwe Mazda’s zou kunnen verkopen. In het bijzonder komt [Autobedrijf 1] op tegen de uitlatingen i) ‘Wij blijven Mazda’s verkopen in Gouda’, ii) dat ‘voor klanten die een nieuwe Mazda willen kopen én klant willen blijven bij het Goudse bedrijf, er in de praktijk niets hoeft te veranderen’ en iii) dat [Autobedrijf 2] Mazda’s ‘via een andere Mazdadealer wel kentekenloos kan bemachtigen voor de verkoop’. Nog daargelaten dat [Autobedrijf 2] uitdrukkelijk heeft betwist dat deze uitlatingen aan haar kunnen worden toegeschreven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voor de gevorderde rectificatie geen aanleiding is, reeds omdat [Autobedrijf 1] in het betreffende artikel (blijkens de in 2.7. aangehaalde citaten) op de bewuste uitlatingen voldoende weerwoord heeft kunnen geven en aldus het beweerde negatieve effect daarvan voldoende heeft kunnen wegnemen. Vordering 7 zal daarom eveneens worden afgewezen.
Dwangsom
4.8.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven veroordelingen, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Proceskosten
4.9.
In de omstandigheid dat partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk worden gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
in reconventie:
Spoedeisend belang
4.10.
De voorzieningenrechter volgt [Autobedrijf 1] niet in haar betoog dat [Autobedrijf 2] geen spoedeisend belang heeft bij vordering 1 tot en met 3 en 5. Dat [Autobedrijf 1] al aan [Autobedrijf 2] zou hebben bevestigd geen reclame-uitingen meer te doen waarmee de indruk wordt gewekt dat [Autobedrijf 1] [Autobedrijf 2] heeft overgenomen, neemt het spoedeisend belang bij de (verderstrekkende) vorderingen niet weg. Ook het tijdsverloop sinds de bestreden uitingen is niet zodanig dat [Autobedrijf 2] thans geen spoedeisend belang meer heeft bij het door haar gevorderde.
Vordering 1 en 3
4.11.
De voorzieningenrechter is met [Autobedrijf 2] en in lijn met de uitspraak van de Reclame Code Commissie van oordeel dat de advertentie van [Autobedrijf 1] in het AD Gouda en de Krant van Gouda de onjuiste indruk wekt dat [Autobedrijf 1] (de onderneming van) [Autobedrijf 2] heeft overgenomen en dat [Autobedrijf 2] ophoudt te bestaan. De advertentie is daarom aan te merken als ongeoorloofde vergelijkende reclame en is jegens [Autobedrijf 2] onrechtmatig. Gelet op de ernst van de overtreding en het belang van [Autobedrijf 2] dat de door [Autobedrijf 1] in het leven geroepen situatie wordt rechtgezet, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de onder 1 gevorderde rectificatie in het AD Gouda en de Krant van Gouda toe te wijzen. De rectificatie zal luiden zoals hieronder in het dictum weergegeven. De voorzieningenrechter laat de gevorderde spijtbetuiging daarbij weg, omdat zulks niet in rechte afdwingbaar is. De onder 3 gevorderde rectificatie op de website en facebookpagina van [Autobedrijf 1] zal ten slotte bij gebrek aan belang worden afgewezen, nu deze vordering blijkens de door [Autobedrijf 2] voorstelde rectificatietekst eveneens betrekking heeft op de bestreden advertentie in het AD Gouda en de Krant van Gouda, en deze advertentie reeds met de wel toegewezen rectificatie zal worden gecorrigeerd.
Dwangsom
4.12.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Vordering 2
4.13.
Niet in geschil is dat [Autobedrijf 1] inmiddels alle reclame-uitingen op internet waarin [Autobedrijf 2] wordt genoemd heeft verwijderd. Voorts heeft [Autobedrijf 1] ter zitting, bij monde van de heer [B] , uitdrukkelijk te kennen gegeven dat [Autobedrijf 2] in toekomstige reclamecampagnes niet opnieuw zal worden genoemd. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [Autobedrijf 1] deze toezegging gestand zal doen en zal vordering 2 daarom bij gebrek aan belang afwijzen.
Vordering 4
4.14.
[Autobedrijf 1] heeft het verwijt van [Autobedrijf 2] dat [Autobedrijf 1] haar marketingactiviteiten ontplooit met behulp van onrechtmatig verkregen bedrijfsinformatie van [Autobedrijf 2] uitdrukkelijk betwist. Gelet hierop kan zonder nader feitenonderzoek en/of bewijslevering niet worden vastgesteld wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Nu hiervoor in het beperkte bestek van dit kort geding – anders dan in een bodemprocedure – geen plaats is, moet de conclusie zijn dat de stellingen van [Autobedrijf 2] in dit kort geding onvoldoende aannemelijk zijn. Vordering 4 zal daarom worden afgewezen.
Vordering 5 en 6
4.15.
Vordering 5 en 6 zijn door [Autobedrijf 1] gemotiveerd weersproken en bovendien zodanig ruim geformuleerd dat zij bij gebrek aan (spoedeisend) belang zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
In de omstandigheid dat partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk worden gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
5.1.
veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de zinsnede
‘ook voor het leveren van nieuwe auto’s’uit de banner op haar website met de tekst
‘Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s’, te verwijderen;
5.2.
veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het woord
‘DEALER’uit de tekst op haar website
‘MAZDA service DEALER’te verwijderen;
5.3.
veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de verwijzing naar het (vroegere) Mazdadealerschap van [Autobedrijf 2] uit de tekst op haar website en haar facebookpagina
‘ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap.’te verwijderen;
5.4.
veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de vermelding op haar facebookpagina dat zij Mazdadealer is te verwijderen;
5.5.
bepaalt dat [Autobedrijf 2] een dwangsom verbeurt van € 250,-- per dag (of een deel daarvan) dat zij in gebreke blijft met het hiervoor in 5.1. tot en met 5.4. vermelde, met een maximum van € 5.000,--;
5.6.
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.8. is vermeld;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
5.10.
veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in het Algemeen Dagblad katern Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, afmetingen ten minste 20 bij 20 cm, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden:
“Rectificatie
Wij hebben in het Algemeen Dagblad katern Gouda van 6 november 2015 een advertentie geplaatst met daarin de tekst “Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ”.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 19 februari 2016 geoordeeld dat wij met deze tekst ten onrechte de indruk hebben gewekt dat [Autobedrijf 2] ophoudt te bestaan. De voorzieningenrechter acht dit jegens [Autobedrijf 2] onrechtmatig en heeft ons daarom veroordeeld tot plaatsing van deze rectificatietekst.
[Autobedrijf 2] blijft erkend Mazdareparateur.
[Autobedrijf 1] Mazda ’t Groene Hart”
5.11.
veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in de Krant van Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, paginavullend, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden:
“Rectificatie
Wij hebben in de Krant van Gouda van 5 en 12 november 2015 een advertentie geplaatst met daarin de tekst “Wij nemen het stokje over van [Autobedrijf 2] ”.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 19 februari 2016 geoordeeld dat wij met deze tekst ten onrechte de indruk hebben gewekt dat [Autobedrijf 2] ophoudt te bestaan. De voorzieningenrechter acht dit jegens [Autobedrijf 2] onrechtmatig en heeft ons daarom veroordeeld tot plaatsing van deze rectificatietekst.
[Autobedrijf 2] blijft erkend Mazdareparateur.
[Autobedrijf 1] Mazda ’t Groene Hart”
5.12.
bepaalt dat [Autobedrijf 1] een dwangsom verbeurt van € 500,-- per dag (of een deel daarvan) dat zij in gebreke blijft met het hiervoor in 5.10. en 5.11. vermelde, met een maximum van € 10.000,--;
5.13.
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.12. is vermeld;
5.14.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.15.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.16.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2016.
MvE