Uitspraak
ECHTBANK DEN HAAG
[de man] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. R. Kouwenhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige Eritrese asielzoeker (eiser) en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (verweerder). Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar verweerder weigerde deze in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, omdat eiser eerder in Zweden een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Eiser verzocht de rechtbank om een voorlopige voorziening om de overdracht naar Zweden op te schorten totdat op zijn beroep was beslist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdracht naar Zweden in het belang van eiser is, omdat zijn vader daar verblijft. Ondanks de bezwaren van eiser, die aangaf geen vertrouwen te hebben in de Zweedse autoriteiten en bang te zijn voor zijn terugkeer, oordeelde de rechtbank dat de belangen van het kind voorop staan en dat de deskundige Nidos had geadviseerd dat hereniging met zijn vader in Zweden in zijn belang is. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om de overdracht te blokkeren, en dat de Zweedse autoriteiten de asielaanvraag van eiser in overeenstemming met de internationale regelgeving zouden behandelen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen door verweerder. De rechtbank benadrukte dat de bezwaren van eiser niet op zijn persoonlijke omstandigheden waren gebaseerd, maar voortkwamen uit een gebrek aan vertrouwen in de Zweedse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de overdracht aan Zweden kon plaatsvinden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.