In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser, geboren in 1988 en van Surinaamse nationaliteit, had op 17 november 2016 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen op basis van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet. Tevens was er een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 30 november 2016 is eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen, terwijl verweerder ook vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de toegangsweigering terecht was, omdat eiser niet beschikte over voldoende middelen van bestaan. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onvoldoende was gemotiveerd. Eiser had psychische problemen, waaronder schizofrenie van desorganiseerde type, en was niet in staat voor zichzelf te zorgen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had aangetoond waarom vrijheidsontneming niet onevenredig bezwarend was, gezien de omstandigheden van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de maatregel. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan eiser en de proceskosten.